Wat gebeurt er als Bono je tijdens een U2-concert voor 40.000 man het podium op trekt? En hoe schiet je de cover voor een live-dvd van Muse als je plotseling niet meer op het podium kunt komen? In deze aflevering van Onder Druk duikt Amber Brantsen in de wereld van topfotograaf Hans-Peter van Velthoven.
Lees hieronder het transcript van deze aflevering.
Amber Brantsen: Ik dacht, ik begin met gewoon een makkelijke vraag: wat maakt een goede foto?
Hans-Peter van Velthoven: Ik denk wanneer de fotograaf kan laten zien wat hij bedoelt. Dus wanneer er een gevoel in zit waarvan jij denkt: ik kijk door de ogen van de fotograaf, is de foto op voorhand eigenlijk al goed. Want dan neemt hij of zij jou mee naar hetgeen wat hij of zij beleefd heeft. En ik denk dat dat met alle creatieve beroepen is. Als je als zanger of als als muziekmaker, als muzikant, iets gemaakt hebt en het muziekstuk neemt je mee aan de hand van wat jij voelt en je ervaart dat, dan hoef je het niet mooi te vinden, maar je kan het wel zien als iets authentieks. En vaak is het dan ook wel mooi.
En durf je dan ook door de ogen van de fotograaf te kijken? Zet de bril op van de fotograaf. Als jij een podcast maakt en ik luister door jouw oren wat jij wil brengen, dan luister je anders dan dat je heel erg persoonlijk gaat luisteren. Van: ja, dat zou ik anders doen. Dat hoor je heel vaak. Dat is heel vermoeiend. Oh, dat zou ik anders doen. Ja, maar jij bent het niet.
AB: Precies, jij hebt het niet gemaakt.
HP: Nee. En kijk dan door de ogen van bijvoorbeeld Van Gogh, een mooi voorbeeld. Rembrandt. Twee totaal verschillende manieren van schilderen. Nou, kijk door de ogen van de maker en je ziet gewoon echt veel meer dan dat je alleen maar door je eigen, ja, mag ik het zeggen, beperking kijkt. Want smaak is ook een beperking. En juist door de ogen van een ander kijken maakt het rijker en en en mooier en je hoeft je niet te laten beïnvloeden, maar je krijgt wel meer bagage in het kijken.
AB: Is het dan ook dat een fotograaf zich bloot moet geven, zodat jij door zijn of haar ogen moet kunnen kijken?
HP: Hij moet zichzelf zijn. Ik geef een aantal keer per jaar geef ik of seminars of workshops of wat dan ook. Ik krijg heel vaak te horen van: hoe moet ik dat doen? Hoe doe ik dat? Hoe heb je dat gedaan, technisch? Maar techniek is te leren. Techniek kun je in een boek tot je nemen. Ik zeg altijd: leg hem lekker op het toilet, want het zijn van die momenten dat je even heerlijk ongegeneerd kan lezen over een diafragma, over een beweging in een foto, over een ISO, weet ik wat allemaal. Heel erg theoretisch, theoretisch, theoretisch. Ik zeg maar: het allerbelangrijkste is dat je thuiskomt bij jezelf, dat jij weet wat je teweegbrengt op een set of één op één met iemand. Hoe reageert men op jou?
Want als je dat niet weet, weet je ook niet wat voor foto je maakt. Want je kan wel gaan lopen zenden, maar de essentie zit hem in het feit dat je als persoon een energie hebt. Jij en ik reageren x op elkaar. Op een bepaalde manier reageren wij op elkaar. Maar zometeen zit ik met iemand en dan reageren we weer anders op elkaar. Dus je krijgt twee verschillende foto’s. Nou, en als je niets weet van jezelf, hoe jij bent, waardoor je niet weet hoe iemand dus op jou kan reageren, heb je dus ook die controle niet over: ik weet hoe ik overkom. Dat weet ik inmiddels. Heb ik even over moeten doen, maar inmiddels weet ik het. Dus als je daaraan durft te werken, snap je ook waar bepaalde energieën vandaan komen en hoe je een bepaalde foto daar ook best wel een beetje in kan manipuleren.
AB: Dan moet je ook best wel stevig in je schoenen staan.
HP: Ja. Ja, je moet het een en ander meegemaakt hebben, het een en ander beleefd hebben, sociaal geëngageerd zijn. Maar het is natuurlijk ook sterk afhankelijk van de tak van sport binnen de fotografie die je bedrijft. Als jij architectuur doet of autosport bijvoorbeeld, of in mijn geval muziek, portretfotografie, corporate fotografie. Het zijn allemaal disciplines die een bepaald soort iets van je persoonlijkheid vergen. Met portretfotografie vergt het heel veel van mijn persoon, want ik moet een soort rustfactor op de set zijn. Maar als ik op een circuit sta en Max komt langs, dan hoef ik alleen maar op lijnenspel te letten, op geluid eventueel of wat voor dingen en technisch, hè, moet bewogen zijn enzovoort. Vergt weer hele andere dingen van je persoonlijkheid. En als je die fotografen op een rijtje zou zetten, dan zie je ook van: hé, volgens mij doet hij of zij dat of dat of dat. Want het wordt een vergroting van je persoonlijkheid.
AB: Ja precies, want kan een fotograaf die sportfotografie doet, kan hij ook corporate doen?
HP: Als hij… dat is dat is de fase twee. Dat is ook wel, dan komen we echt in de Champions League. Mensen vragen aan mij vaak: wat voor een fotograaf ben je? Wat doe jij? Wat is jouw discipline? Want dan sta ik bijvoorbeeld met Muse te werken of ik sta van het weekend portretten te maken van mensen met een met een ernstige aandoening. Dat rijmen ze niet met elkaar. Maar waar zit dan die ik? Nou, die ik in mijn geval, en ik zeg het echt puur, ik kan ook alleen maar namens mezelf spreken, ik ben een interpretatiefotograaf. Dus je vraagt mij wat, en dan gaat er in mijn hoofd een soort beeld zich vormen. Door mijn interpretatierugzakje komen er allerlei invloeden van mij van vroeger uit, die ik een beetje heb gesorteerd als een soort boekenkast. En ik zeg: ik denk dat dit de juiste smaak is voor dit concept. En dan ga je er samen over nadenken. Ja, ja, ja. En dat is het vermogen om te interpreteren. Dus op het moment dat ik twee jaar geleden op Francorchamps stond met mijn dochter Eline en ik had de camera meegenomen, want dat mag daar, je mag daar gewoon je camera meenemen. Dan heb ik een hele langzame sluitertijd en dan komen ze met 250 langs en dan veeg je mee. En dan heb je ragscherp het vizier van Max erop staan en de mensen in alle kleurtjes, een hele mooie beweging erachter. En dan zeg ik: ja, dit is precies wat ik wil laten zien. Dit is de interpretatie van in eerste instantie Francorchamps, met groene heuveltjes op de achtergrond en blauwe luchten.
AB: Prachtig in de Ardennen.
HP: Ja, de mensen in de kleurtjes en natuurlijk die prachtige Red Bull-bolide die natuurlijk prachtig gekleurd is voor dat verhaal. Ferrari is nog mooier daarin. Maar dan klopt het dus wat je vooraf gevoeld hebt en wat je daarmee hebt laten zien. Nou, en dat geldt eigenlijk voor iedere fotograaf, welke opdracht die ook krijgt, van: kun je hetgeen vertalen wat of je zelf wil brengen of jij en je opdrachtgever samen willen gaan bepalen?
AB: Hoe ben je ooit begonnen als fotograaf?
HP: Ik denk dat ik er mee geboren ben. Ik ben als kind ernstig, heel of heel fijn, beïnvloed door mijn vader, omdat hij tot mijn 15e, denk ik, mijn hele leven in beeld heeft gebracht als fotograaf. Hij was een goede fotograaf, een hele lieve fotograaf, een hele compositietechnisch heel goed, heel puur. Zijn persoonlijkheid was heel dominant aanwezig in de positieve zin van: hij bracht iedereen tot rust en het was altijd gezellig. En dan stond hij met zijn Brown-camera, stond hij, dat is een meetzoekertje, dat is allemaal technische informatie, klik, klik, stond hij ons hele leven in beeld te brengen, vooral op vakanties. En dan kwamen we thuis en dan had hij allemaal rolletjes, dat waren diarolletjes. En die stuurde hij dan op naar Duitsland. En die kwamen terug als ontwikkeld. En dan gingen we die inramen. En die werden keurig ingeraamd. Werd op de slide, op de dia werd ook de datum geschreven. En aan het eind van de vakantie, dat was meestal de eerste week van school ongeveer, de tweede week van school, dan gingen we ’s avonds dia’s kijken.
AB: Had je een fysieke slideshow.
HP: Ja. Een soort analoge PowerPoint. Ja, precies. En dan zag je die prachtige kleuren, want dia’s hebben hele mooie kleuren. En dan zag je de hele vakantie zag je weer aan je voorbijgaan en die herbeleving, ja, fantastisch. En ieder extra familielid wat er kwam of tantes die op bezoek kwamen of wat dan ook, daar kwam de diaprojector uit de kast met het scherm. En dan gingen we dia’s kijken. En dat geluidje en die statische geur van die lamp op die dia’s, ja, als je me er nu inzet dan klik, instant zit je dan weer in die sfeer. En dat is een hele mooie voeding geweest voor blijkbaar hoe mijn brein werkt, dat je daardoor voelt dat je beelddenker mag zijn. Je wordt zo geboren. Je wordt geboren met een bepaald soort brein. Ik haalde dezelfde cijfers als de andere leerlingen, alleen bij mij duurde het wat langer. Vooral wiskunde, dat soort absolute vakken, daar deed ik wat langer over om tot een uitkomst te komen, omdat ik alles uittekende. Ik zat met het examen wiskunde zat ik in de klas, in de ruimte, en ik had letterlijk de hele ruimte volgeplakt met posters van de opdracht en ik zat om me heen te kijken, figuurlijk dan. En ik zat om me heen te kijken: oh, dat werkt zo. Oh ja, oh ja. Nou, en ik had alle antwoorden goed. Ik had een acht. Maar ik was als laatste klaar. En dat heeft mij in die tijd wel gefrustreerd, dat je dus niet… dat wist ik toen ook niet, want wat je niet weet, dat kun je ook niet ervaren, dat ik jaren later op een reünie komt de oude decaan, die komt naar mij toe en die zei: “HP,” Hans-Peter zei hij, niet HP, “Hans-Peter, als wij toen hadden geweten wat wij nu weten, had je met twee vingers in je neus vwo kunnen doen.”
AB: Ah.
HP: Wat ik niet zo belangrijk vind dat ik vwo had gedaan, maar meer van: hoe ben je destijds gezien en behandeld?
AB: Want was het een probleem? Jij dacht van jezelf: ik kan dit niet, of ik ben niet zo snel?
HP: Ik dacht van mezelf, ik was wel dusdanig sociaal vaardig dat ik mijn maniertjes ertussen vond van hoe gaan we hiermee om. En ik had een fijn leven. Alles liep goed, het was gewoon allemaal fijn. Dingen gingen makkelijk af. Alleen, ik merkte al heel gauw dat de leerlingen bij mij in de klas die konden snel dingen leren, maar na twee jaar wist ik nog precies wat er gezegd was in de klas en zij waren het kwijt. En daar werd ik op een gegeven moment een soort van door wakker geschud van: hé, wacht eens even, het zit echt in mijn geheugen. Ik handel ernaar. Men zegt ook vaak: jij weet veel. Niet dat ik dat geleerd heb, maar ik onthoud het. Dus ik maak het een onderdeel van mijn leven en ik gebruik het daar waar nodig.
AB: Maar juist dus omdat jij denkt en leert met beeld, onthoud jij het langer.
HP: Ik zie letterlijk het schoolbord voor me. En ik weet nog dat ik de mbo deed ik in Epe, dat heette bezigheidstherapie, oftewel activiteitenbegeleiding. Dan hadden we verpleegkunde. Fantastisch mooi vak. En met biologie was ik ook altijd, zat ik ook altijd vooraan. Was ook altijd een heerlijk vak. En op een gegeven moment kregen we een examen erin. En ik deed mijn ogen dicht en ik zag het schoolbord voor me. En ik weet niet meer hoe hij heet, maar ik zag gewoon: wacht even, oh, hij schreef toen dat op. En dan schrijf je dat gewoon. En dan zit het in je geheugen en zo werkt het. En later merkte je van: hé, het werkt heel erg in mijn voordeel. Want je onthoudt letterlijk dingen. Je kunt dingen plaatsen. Je kunt de context kun je plaatsen. En de beleving ook.
AB: Jij bent dus opgevoed met een vader die helemaal gek was van fotografie, heel veel is vastgelegd ook van jouw jeugd. Dus geïnspireerd door je vader, maar je bent wel iets anders dus gaan doen. Je bent niet voor het vak fotografie gegaan toen.
HP: Nee. Opgegroeid in een klein dorpje in Twente, Markelo. Ik was al vrij jong heel avontuurlijk in die zin ingesteld van: ja, daar waar ik niet tegengehouden wordt, ga ik gewoon lekker door. En dat kon in Markelo. Dat was een gemeente met glooiende korenlandschapjes, maïs, koetjes en heel fijn, echt heel fijn. Dat je op een gegeven moment merkt dat je dat dingen je makkelijk afgaan in de vorm van je de social skills die je van je ouders geleerd hebt. Dat je makkelijk met mensen contact maakt, dat dingen makkelijk gaan. Maar makkelijk meer in de zin van aangenaam. Hé, dit werkt leuk.
AB: Vanzelfsprekend.
HP: Ja, ik ga bij de benzinepomp werken en dan kan ik met mensen kletsen waar ik de tank van volgooi. Ik ga in een restaurant werken en dan kan ik ook met mensen kletsen. Of ik ga op een boerderij werken en enzovoort. En het ging…
AB: Het maakte jou in die zin dus niet zoveel uit.
HP: Nee, nee, het ging met name om het comfort van jezelf kunnen zijn en de prikkeling van nieuwe dingen vond ik altijd heel erg belangrijk. Ondertussen speelde ik lekker op mijn gitaartje op mijn slaapkamer en was The Cure was toen wel mijn grote vriend en een beetje naspelen. Ik zat in bandjes vanaf mijn 15e ongeveer. Maar nooit echt bezig met het vak fotografie. En op een gegeven moment ging mijn broer kunstacademie doen. Kunst was altijd wel belangrijk in ons gezin. Met name in de vorm van muziek. Muziek was heel belangrijk. We gingen al vrij vroeg gingen we ook naar het buitenland, naar met name Europa of eigenlijk alleen Europa. Maar in ’69 reden we al even naar Portugal. En dan kom je ook in een land terecht waar je ook weer geprikkeld wordt door die architectuur en weet ik wat allemaal. En beelddenken en mijn vader met zijn camera. En in die tijd, want dan praat ik over 1979, had ik ook al mijn eigen cameraatje. En toen was ik, dat was een paar jaar eerder, kwam ik in contact met de dorpsfotograaf, meneer Eertink. En die kwam op een gegeven moment met tips. Want ik had, ik weet nog heel goed, ik kan het beeld zo omschrijven. Ik stond op het dak van ons huis en ik zag de zon ondergaan en ik zie alle antennetjes van de huizen in een beetje de rode lucht en al die daken en rechts van me zag ik de maïslanden. En klik. En ik zie de foto en ik vond dat de foto niet representatief was voor mijn gevoel. Met andere woorden, dat strookte niet. En toen ben ik naar hem toe of althans, ik liet het beeld bij hem ontwikkelen. En toen hebben we daarover gepraat van: goh, hoe krijg je dat dan meer, hè, als een soort van…
AB: Toch weer die intentie van de fotograaf, die wilde je pakken.
HP: De interpretatie. Van: wat voel ik en hoe kan ik dat gevoel dichter bij mijn techniek krijgen? En toen heeft hij mij tips daarin gegeven, bijvoorbeeld over diafragma, over sluitertijd, over kleurkeuzes enzovoort. Er kwam echt een stukje technische les kwam erbij. En toen ging ook zo’n, zo’n wereld voor me open van: aha, het is niet alleen maar het metertje in het midden krijgen. Er komt veel meer bij kijken. En daar ben ik hem heel erg dankbaar voor geweest en ik weet niet of hij zich dat bewust is, van bewust is, maar het heeft bij mij wel heel veel gedaan in de context van leren wat je voelt. Dus dat je dichter bij je gevoel kan komen. En later, ik zit naast mijn moeder op de bank en mijn moeder had een beetje een rozerode gemêleerde leesbril. Dat waren vroeger vrij grote brillen. En die had ze op de bank liggen. En ik zet die bril op en ik zie dus, daardoor zie je extreem scherptediepte. Want hij vergroot, dus het haalt het onderwerp dichtbij, maar hij vervaagt een beetje de achtergrond. En ik weet nog dat ik helemaal verwonderd was door de diepte die ontstond daardoor. Want die diepte zie je met je normale ogen niet, want je ogen maken de achtergrond niet onscherp. Dat is iets dat vertalen je hersenen, maar zo’n bril doet dat dus geforceerd wel. En ik weet dat ik een paar jaar later een camera in mijn handen had die dat kon. Die kon dus diezelfde scherptediepte laten ontstaan. Nou, iedere geleerde fotograaf die zegt: ja, duh, dat is diafragma. Maar als jong ventje weet je dat niet, want je bent autodidact. Althans, je bent nog bezig zelfs.
AB: Je bent gewoon aan het ontdekken wat voor een vak is dit, welke facetten zijn er.
HP: En en welk soort beeld sluit bij mij aan. Dus het is een soort omgekeerde weg van: meestal leer je de techniek en word je fotograaf. Alleen, ik was al fotograaf in mijn perceptie, maar hoe kom ik er? Een andersom weg.
AB: Want er was dus geen formele scholing.
HP: Nee, want we zaten, ik zat op de, ik denk dat ik in de mavo 1 zat of of of nog op de lagere school. Zo rond die periode, 12 tot mijn 15e, een beetje die die tijdspanne praten we dan. Plus het feit dat de fotografen in je omgeving, dus als mijn eigen vader, maar in in de dorpen om ons heen zaten fotografen, was het een heel absoluut vak. Was het echt een meneer met een pijp en een diafragma instellen en een flitser en een meter en het heel erg 1 + 1 + 1 + 1 + 1. En daar was ik natuurlijk in mijn manier van denken best wel wars van. Ik kon redelijk goed rekenen en dat ging mij redelijk makkelijk af, maar ik was geen bolleboos in in die, zeg maar, absolute vakken.
AB: Dat was niet wat jou trok, zeg maar.
HP: Nee, wat mij trok was muziek maken, taal, dictee vond ik wel leuk, de de de opvoering, zingen, dat soort zaken. Veel meer het creatieve, om het zo maar te zeggen. Maar goed, daar was je ook nog zoekende in. En je zat in een soort flow. Wat ik al zei, Markelo, tralala en vogeltjes, beestjes op je crossfietsje. En als je te lang van huis bleef en je had trek, dan liep je naar het land en dan trok je een suikerbiet uit het land en je vrat je op en dan hoefde je niet naar huis te gaan. Beetje die, hè, in een nutshell.
AB: Heel overzichtelijk.
HP: Heel overzichtelijk. Ja, heel overzichtelijk. En later natuurlijk naar de middelbare school en dan werd je geconfronteerd met dat je een bandje kon beginnen en dat je dat er in een keer piano stond in het muzieklokaal en dat je in een keer voelde van: hé, hier ga ik op aan. En dat mensen je daar ook op waardeerden. En in een keer echt letterlijk een soort extra module die in je leven geschoven werd. Vlak na de diensttijd ging ik werken. Dan kwam ik in de mode terecht. En via de mode kwam ik…
AB: Je kwam in de mode terecht?
HP: Ja, ik kwam in de mode terecht. Ik ging in een winkel werken. En een winkel. En het het het… eigenlijk alle keuzes die ik heb gemaakt achteraf bleken dat keuzes te zijn die mijn beelddenken als als een soort van brandstof konden gebruiken. Dus op het moment dat er een etalage gemaakt moest worden, dan deed ik dat. Of op het moment dat er iets, iemand aangekleed moest worden, dan deed ik dat met het grootste gemak. En daar is mijn ook mijn liefde voor mode ontstaan, zo van: wauw, mode is dus blijkbaar iets waarin je je persoonlijkheid kan vergroten. Als iemand een rood shirt aandoet of een groen of een geel of een blauw of wat dan ook, dat vergroot je ik. En die ik moet wel van jou zijn. Het moet niet, je moet niet iets aantrekken omdat het in de mode is. Nee, je moet iets aantrekken wat jou staat en dan word je vanzelf…
AB: Anders botst het natuurlijk.
HP: Anders botst het of anders ben je een soort van kleedpop, hè, die paspop die die de mode draagt, maar wat als een tang op een varken slaat. Toen ben ik door een headhunter benaderd die mij die vroeg of ik voor een merk wilde gaan werken in de mode als als als verkoopadviseur. Maar er moest helemaal van nul opgebouwd worden. En toen kwam ik in contact met met fotografie, want er moesten brochures gefotografeerd worden voor dat merk. Ik stond in die studio, maar naast die fotograaf. En ik zat ze te kijken van: dit is gaaf. Want dit is, dit is echt het ultieme thuiskomen bij jezelf. Dit is dus de kern van mijn beelddenken wordt dus hier letterlijk aangeraakt.
AB: Maar had je dat niet eerder dat idee?
HP: Ja, ik had wel een camera en ik fotografeerde veel. Maar ook een beetje de schijt dat door de stap niet te durven zetten naar zelfstandig ondernemerschap. En ja, een beetje zo weifelend over van: ja, want zelfstandig fotograaf worden, dat betekent nogal wat. En daar was ik ook niet echt in onderlegd hoe je dat dan belastingtechnisch moest doen of wat dan ook. Dus het was een heel groot braakliggend terrein wat kennis betreft.
AB: Het was interessant, maar nog even iets te spannend of…
HP: Ja, en iets te abstract in in die context van: hoe ga je dat dan ook vormgeven? Ik heb het uiteindelijk vormgegeven door, volgens mij half jaar ’90, een bruiloft gedaan, bruiloft gefotografeerd. En met een spiegelreflexcamera. En toen zei mijn broer, die zei: “Hé, ik herken een stijl. Ik herken een een soort van iets in je foto’s waardoor ik weet dat ze van jou zijn.” En ja, ja, ja, ja, ja, zal allemaal wel.
AB: Is dat het grootste compliment dat je kan krijgen als fotograaf?
HP: Ja. Ja. Ja. En tot de dag, want ik doe het nu sinds 1999 professioneel. Als ik dan mensen hoor van: hé, dat is een HP. Ja, dat vind ik geweldig.
AB: Wat is een HP?
HP: Wat is een HP? HP is een, is een, is een foto waarin je meegenomen wordt in het gevoel van van de maker, in het gevoel van mij. Ik neem je mee naar een soort van verbeelding van het moment. Ik laat je de ziel zien. Ik laat de kwetsbaarheid zien omringd door kracht. Want de mens is op zijn sterkst als hij zijn zwaktepunt durft te laten zien, als hij zijn zwakheid durft te laten zien. Want dan, de mens die het slecht met je voorheeft, die maai je letterlijk het gras voor de voeten weg, want: hé, oh, ik kan hem hem of haar er niet meer op pakken, want hij of zij toont de kracht eigenlijk, maar in de vorm van: daar ben ik heel gevoelig in. Nou ja, daar hoef je het niet meer te benoemen. En het is een vorm van eerlijkheid en oprechtheid. En in de basale omgang van mensen onder elkaar is het een vorm van herkenbaarheid. Op het moment dat je iemand aankijkt, dan zie je vrij snel en dan ervaar je vrij snel of je kan thuiskomen bij iemand van: hé, die snap ik, of dat je in een soort van kunstmatige omgangsvormen met elkaar zit. Nou, en fotografie is een heel mooi breekijzer daarin, want iemand die je fotografeert, die komt vrijwillig op de set. Want je maakt een afspraak. En dan komt die persoon, die komt naar jou of jij gaat naar die persoon. In mijn geval ga ik meestal naar de persoon. En dan ga je aan de hand van een kop koffie, ga je het gesprek aan en dan ga je langzaam het masseren naar het portret. In mijn geval benoem ik vrij snel waarvan ik denk: wat de unique selling point van die persoon zit.
AB: Dat kan best wel confronterend zijn.
HP: Ja, ja, maar als je het op een manier vertelt, het is mijn waarheid waarop ik de interpretatie baseer en niet de waarheid.
AB: Precies, je houdt het bij jou.
HP: Ja, dan geef je de persoon in kwestie de ruimte om daar op te reageren. Want hij moet zich niet beklemd voelen in, want het gaat vrij snel en het kan heel confronterend zijn. Als je voelt dat het confronterend is, dan is de persoon in kwestie waarmee je werkt of heel gevoelig voor en dan kan het heel spannend worden. En ik heb een fantastische vrouw en die heeft mij in het begin een paar keer flink op mijn vingers getikt, want ik ging veel te hard. En je ziet als beelddenker veel meer dan de persoon in kwestie misschien zelf ziet. En als je dan als bijdehandje daar komt en zegt: “Hé, ik zie dit en dat en dat,” dan kun je echt letterlijk iemands voorruit gewoon inslaan en de boel afbreken.
AB: En iemand kan zich ook heel erg zelfbewust voelen van: oh, ben ik dan wel goed? Of jij ziet dat en daar had ik nooit zo over nagedacht. Iemand kan zich heel kwetsbaar voelen dan.
HP: Ja. En als jij in je onbevangenheid iemands probleem even blootlegt, terwijl die denkt: oh, ik ben een hele pief, en die valt letterlijk, die stort in elkaar, die begint te huilen.
AB: Heb je het wel eens gehad?
HP: Ja, in het begin heel heftig. Oh, echt. En dan kwam ik thuis en Noor die die die zei dan van: “HP, dat moet je niet doen, want…” Zij noemt dat, in mijn manier waarop ik werk, noemt zij dat: jij doet een soort psychic reading. Dus je leest iemands karakter en nu ga ik daar echt met handschoentjes mee om. En al hele tijd hoor, gelukkig. Maar helemaal in het begin zag ik het als: jeej, weet je wel? Ik zag het als een vorm van talent en en en alsof je als als sporter de 100 meter heel makkelijk kan lopen en dat gewoon vijf keer per week doet. Nee, nee, nee, nee, nee, dat moet je één keer per week doen, want de rest moet je heel rustig, moet je leren, de nuance enzovoort. En ik had een paar gevallen voor de camera gehad en dan kwam ik thuis, ja, het was weer een tranendal. En toen zei Noor van: “Ja, maar hoezo dan? Want wees daar voorzichtig mee, want op het moment dat jij meer ziet dan die persoon of die persoon is ermee bezig, dan kun je een negatief breekijzer zijn. Dan kun je juist te veel…”
AB: Dat iemand zich gaat afsluiten.
HP: Ja, of of geconfronteerd wordt met iets waar die nog helemaal niet aan toe is. En zij heeft de gouden woorden uitgesproken: iemand mag dat krijgen waar die aan toe is. En ook al zie jij meer, ook al ruik je meer, ook al ervaar je meer, je mag je mag niet te veel geven.
AB: Maar je je komt bij iemand binnen, die ken je net vijf minuten. Hoe weet je waar iemand aan toe is?
HP: In datgeen wat je leest, krijg je vanzelf te horen van: easy. Of: mag ik? Ja, je mag, hè, letterlijk de hand uitsteken. Ja, je mag. En dan ga je los samen. En dan krijg je heel mooi dat je elkaars energie tot een soort van hoogtepunt laat ontstaan waar uiteindelijk in een heel mooi geval het portret uit ontstaat. En die gesprekken die je dan hebt, zijn gebaseerd op een wederzijds soort balans in in in hetgeen wat ik zie, wat hij of zij ziet. En daarin ontstaat dat portret. Maar wanneer de balans zo is, of soms zo, dan moet je proberen of het naar een balans te krijgen of als het niet lukt, laat je het gewoon voor wat het is. En dat is wel een stukje wat ik heb moeten leren, letterlijk leren. Die elementen die stop je allemaal in een soort schaaltje en die zet je heel rustig naast je neer. En er komen steeds meer elementjes. Het begint al bij het hand schudden of of of eventueel een knuffel. Hoe staat diegene? Enzovoort. En letterlijk multisensorische waarneming. Dat stop je in het schaaltje en dan ga je als een soort van weerklank ga je uit dat schaaltje iets creëren. En dan zeg je: volgens mij, volgens mij, niet volgens het, maar volgens mij ben jij dit. Ja, en dat is een fantastisch mooi moment.
AB: Ja, dan ontstaat er iets.
HP: Ja. En dat, die dat is een vorm van van van druk die mij heel erg bevalt.
AB: Ja, is dat, ervaar je dat als druk?
HP: Ja, als als niet als zijnde als je in de in de dikke van Dale het woord druk noemt, dat je: oeh, ik voel druk. Maar ik voel het als druk, een hele lekkere druk, een hele fijne druk. Je zou bijna zeggen: drugs. Ik voel het niet als druk, maar als drugs. Is is dat je zo dicht bij jezelf mag blijven. En dat is natuurlijk de grootste gevoel van eigenheid is dat je in je vak heel goed wordt wanneer je het je van jezelf kan maken. Dat geldt voor iedereen. Iedereen die een vak uitoefent of die iets uitoefent, op het moment dat je dat kan uitvoeren in de vorm van je eigen persoonlijkheid, word je gewoon goed. Dat is gewoon een, dat is gewoon een gegeven. Dat is bijna een feit.
AB: Is dat dan een soort flow waar mensen het wel eens over hebben?
HP: Ja, een high, een flow, een een een een stukje, ja, ik word net niet, ik word niet high. Maar het heeft wel, het geeft wel een een een voldoening. Maar heel erg ook gebaseerd op op de ander. Dat zit ook wel in mijn karakter. Ik ben, ik ben niet echt een pleaser van: iedereen moet het naar zijn zin hebben, maar ik vind het heel mooi als ik iemand iets kan geven waar we bij wijze van spreken over een jaar nog over kunnen hebben van: oh ja, toen, toen zei je dat en dat. Ik ben heel vaak al vergeten wat ik heb gezegd, maar ik ervaar wel wat ik heb gebracht, zeg maar. De persoon in kwestie waarmee je werkt is iedere keer de unieke, ja, hoe zeg je dat, samenkomst van energieën. En dat is, dat is iets heel moois.
AB: Kan me ook voorstellen dat het heel veel energie kan kosten, want je zegt enerzijds: ik blijf heel erg dicht bij mezelf. Dat is ook het het fijne dat ik dat kan. Maar je bent constant aan het kijken: hoe reageren wij op elkaar? Wat heb jij nodig? Hoe zit jij in elkaar? Wat wil ik van jou vastleggen? Er gebeurt heel veel in je hoofd.
HP: Er gebeurt heel veel. Ja. Er gebeurt heel veel. En mensen die mij goed kennen, bijvoorbeeld Sylvia, de visagiste, die staat dan naast mij en die kijkt mij aan en ze kan aan mijn wenkbrauwen zien wanneer die flow, wanneer dat, wanneer dat aan het werk is. En dan hoor ik, hoor ik dan naast me. En dan ziet zij dat het gebeurt, dat het tot stand komt. Waarop degene met wie ik werk, die die ervaart het helemaal niet zo, want die is gewoon puur zichzelf, enzovoort. Maar dat zijn van die hele leuke, een beetje kneukelige dingetjes die die het genot laten weerspiegelen waardoor je zo dicht bij jezelf mag staan. En het mooiste is, als je het, het woord mogen, als je dus jezelf mag zijn op zo’n set, laten we het even een set noemen, en je mag iets vertellen over diegene met wie je werkt, dat dat echt vanuit je diepste innerlijke kompas naar buiten komt en dat je het kan weerleggen in een beeld. Want uiteindelijk kun je het ook als schilder vastleggen of ik ga een liedje over je schrijven of ik ga een tekening van je maken. De de interpretatie in de kunstvorm is in mijn geval fotografie.
AB: Ja. Maar had jij, je hebt veel met muziek, had jij misschien in een ander leven ook gewoon muzikant kunnen zijn?
HP: Ja, ik ben, ik word wel eens, vooral met de Stereophonics, zitten we in de kleedkamer te spelen en dan…
AB: Dan speel jij mee?
HP: Dan speel je mee en dan zit je of ik laat zelf iets horen. En dan krijg je complimenten van van dat soort grote artiesten en dan denk je van: hm.
AB: Oh ja.
HP: Maar goed, nu ben ik ook als een soort bandlid loop ik over het podium, maar dan met camera. En tuurlijk had ik in mijn vorige leven of in mijn volgende leven, ligt eraan hoe je het een beetje interpreteert, muzikant willen worden. Ja, dat zou wel echt een droom zijn. Maar ik ben er nog steeds, dus voor hetzelfde geld zeg ik over een jaar of vijf of tien: weet je wat, ik ga een cd opnemen. Ik heb een een een een aantal eigen nummers. En ik speel nog iedere dag gitaar. En ik ga, ik speel in mijn gedachten iedere dag voor een volle zaal. En en en dat is een heel bevredigend gevoel dat je even je de druk eraf kan halen door door dingetjes te spelen. Er zijn drie dingen om je persoonlijkheid te meten. Het zijn dieren, kinderen en muziek maken. Dan zit je gelijk geconfronteerd wordt: hoe sta ik in de wedstrijd? Een kind spiegelt je, een dier spiegelt je en het instrument spiegelt je ook van: ik loop vast. Ja, dan heb ik dus iets in mijn hoofd zitten wat er eerst uit moet.
AB: Of ik zit juist in die flow weer.
HP: Ja. Ik heb vanmorgen nog gespeeld en er ging een hele hand kwam er vrij in in kleuren en ik denk van: wow. Dus als ik in de in de kleedkamer zit met Kelly bijvoorbeeld, Stereophonics, en hij heeft een hele mooie gitaar, een nieuwe gitaar waar hij sinds kort mee speelt. En dan zit ik zo en dan kijkt hij mij aan: “Hm, you’re improved,” zegt hij dan zo. En dan denk ik van: oh, wat gaaf, Kelly zegt dat. Maar ja, dit is de taal waarin je waarin je leeft met elkaar. Dus je hoeft je ook niet opgelaten te voelen als je een instrument pakt. En dan gaat iedereen weer een beetje zijn eigen gang en dan ’s avonds samen het podium op en dan ga je je ding doen.
AB: Heerlijk.
HP: Ja, het is een vorm van van druk die die adrenaline die je voelt vooraf. En dat heb ik tot de dag van vandaag nog steeds. Als ik er nu aan denk, voel ik ook een een een zo’n licht kneepje in mijn in mijn maag.
AB: Zo vlak voor een optreden of…
HP: Nou, maar een dag daarvoor al. Een dag daarvoor al. Het reizen. Dat het moet allemaal goed verlopen, hè. Dat zijn allemaal van die poppetjes die moeten allemaal op aan staan.
AB: Ga jij met een plan daar naartoe?
HP: Nee.
AB: Weet je wat je gaat fotograferen?
HP: Nee, want ik wil, ik wil mij, op het moment dat je een plan hebt, een plan is bevorderlijk voor je eindproduct wanneer een band in een concept zit. Dus stel, de band A brengt een album uit waarin groen, rood en geel de hoofdkleuren zijn. Dan gaan ze in dat concept gaan ze toeren. Dus dan is het best wel van belang dat je vooraf weet hoe gaat zo’n show eruitzien. Nou, als je samenwerkt met bands, dan ga je vooraf ook oefenen. Dus dan kun je al het concept eigen maken, omdat je al bij de oefensessies bent geweest. Word je wat later ingevlogen en het verhaal loopt al een tijdje, dan moet je het je even eigen maken door op YouTube te kijken van: oh, zo en zo en zo werkt het. Ja. En dan kun je het je eigen maken en dan heb je een plannetje gebaseerd op het concept wat de band wil neerzetten. Echter, een festival daarentegen is negen van de tien keer geënt op: wij zijn de band en wij spelen een bepaalde setlist, maar het is niet zozeer geënt op een concept waarin zij op dat moment als als band in zitten wat betreft artwork en dat soort dingen. Je krijgt een vrijere interpretatie. Je krijgt natuurlijk de de uitgelaten publiek erbij. Je krijgt negen van de tien keer toch wel wat daglicht erbij. Dus je kunt heel anders te werk gaan.
AB: Vind je dat fijn, die vrijheid?
HP: Ik vind…
AB: Want het is ook, er kunnen heel veel dingen gebeuren waardoor jouw foto minder wordt natuurlijk. Want je zegt zelf met licht en alles wat er wat er wordt geïmproviseerd.
HP: Als je de vrijheid niet hebt of niet voelt, kun je juist die dingen niet interpreteren. Want als je te veel in een plan zit, dan doe je eigenlijk niks anders dan een paar oogkleppen op, waardoor je juist niet ziet dat er iets gebeurt of dat je een signaaltje krijgt van, god weet ik veel wat. Mooie anekdote is Muse in Rome, 2016, speelde Muse in het Olympisch stadion in Rome. Fantastisch. Echt een kolkende massa van Muse-fans. Twee avonden lang. Gekkenhuis. Gekkenhuis, gekkenhuis. En we zouden dvd-opnames gemaakt worden, Muse Live in Rome, en ik moest de cover schieten. De rest ook, de artwork en alles, maar ook de cover. En wij zouden de avond voor de show zouden we gaan gaan oefenen, de rehearsal check, samen met camera’s. En Matthew die die vraagt van: “HP, zullen we dan de cover gaan maken?” enzovoort. En ik sta op het podium en ik kijk zo over dat veld, lege arena natuurlijk, en nou, ik was er klaar voor. Op een gegeven moment kregen we een seintje dat de hoofdcamera kapot was. Althans, die deed het niet. En er is natuurlijk altijd iets met techniek. Dus Matthew die slaat zijn arm zo om me heen en die zegt zo van: “Hans, tomorrow live you’re gonna do the the cover.”
AB: Ja.
HP: Live.
AB: Over druk gesproken.
HP: Over druk gesproken. Maar nogmaals, ik ga daar heel lekker op. Serieus, ik vind druk heerlijk. En dat komt ook omdat je weet, in de basis context van je techniek, heb ik de boel gewoon geregeld. Dus ik hoef alleen maar aan te staan om te ontvangen en ik kan het wel interpreteren. Ja. Wat ik vergeten was…
AB: Oh.
HP: Ja. Normaal gesproken vooraf is bij een gewone show kan ik vanuit de pit kan ik met een trapje onderaan het podium komen. En dat onderaan het podium is ongeveer 1,90 m, dus ik leg mijn neus letterlijk op het podium en ik kan heel mooi mijn shots maken. Dat is een soort trapje en dan kan ik op en af, op en af, op en af. En dat duurt twee, tweeënhalf uur ben je daar aan het rennen en aan het doen. En die pit, dat is jouw ruimte, is jouw werkruimte. En dan af en toe klim je even het podium op en dan maak je daar je shots of Matthew komt naar je toe, krijg je een mooie knieling voor je. Ja. En bij een bepaald liedje komt Chris naar voren met zijn mondharmonica, sta je er ook onder en je staat weer in de pit. Dat is gewoon een soort energie die gaande is. Maar Live in Rome hadden ze voor de dvd alles afgerokt, zoals dat heet. Dus alles met een doek hadden ze afgezet om het maar mooi te laten lijken voor de dvd. Daar was ik niet bij geweest. Dus de show begint en ongeveer één, twee, maar laten we het zijn, 20 seconden later zou hij naar mij toe komen in een soort hele mooie knielvorm en dan zouden we de cover maken. Dus ik zie Matthew die sneaky cut maken en ik draai me om en het hele podium is afgesloten. Dus ik kon er niet op.
AB: Shit.
HP: Precies. Shit. Wat nu? En dan gaat er heel snel een soort van radertje in je hoofd draaien. Dus ik ben helemaal naar achteren moeten rennen. Ik heb een soort B-weggetje moeten nemen naar het podium. Ik leg mijn camera neer en in een halve seconde komt Matthew naar me toe en die wijst naar de lens en we maken het shot. Niemand weet dat die foto met de grootste vorm van paniek gemaakt is. Hij prijkt op de de voorkant van de dvd-cd. Maar dat was even een bakkie druk wat je voelde. Daarna moet je heel even een minuut…
AB: Even bijkomen van dit moment.
HP: En je checkt hem heel even.
AB: Precies, weet je dan ook: ik heb hem?
HP: Ja, ja. Oh, dat is het mooist. Ja, want je had je had hem al ingesteld, dus je hoefde alleen maar die compositie te maken en maar je bent gewoon doodsbenauwd dat je niet op tijd bij die plek kan zijn, omdat alles afgezet is. Dus het feit dat je helemaal naar achteren moet lopen en vervolgens die andere weg naar het podium moet zien te vinden, ja, dat was rennen en rennen en rennen. En het zijn niet de meest schone producties in de vorm van, er kan wel eens een stang uitsteken of wat dan ook. Dus je moet echt goed opletten, want je breekt zomaar je been. Serieus.
AB: En het is donker.
HP: Het is donker. Ja, ook dat. Flitsen, rook. Ja, dus dat moet je echt, en hoe rustiger je bent, hoe gek het ook klinkt, want je bent niet rustig, maar je blijkbaar ben je rustig, des te meer lucht heb je in je hoofd om die oplossing te vinden dat dat moment. Ik weet nog welke camera ik had, welke lens ik had. Ik weet nog dat ik hem op het podium legde en ik keek zo, Matthew zijn gezicht. En hij kijkt mij zo aan en hij speelt een akkoord en vervolgens rent hij terug en…
AB: Alsof er niks aan de hand is.
HP: Ja, en ik draai me om en ik zie 70, 80.000 man uit hun dak gaan daar. Ik heb hem. En ik zit ’s avonds in de bus naar het hotel met de hele crew. En de manager zit naast me en ik laat hem zien. “Oh, you got him,” zei hij zo. Ik zeg: “Ja, maar je moet niet weten hoe ik hem gehaald heb.” Oh, echt heftig. Ja, heftig, heftig, heftig, heftig. Maar dat maakt het ook weer heel mooi.
AB: Ja, want jij zegt: ik ga wel lekker op druk.
HP: Ja, ik moet ook een beetje lachen in mezelf van: what the fuck, weet je wel? En dan heb ik de volgende keer mag je dit niet meer gebeuren. Dus ik heb nu ook wel een marge ingebouwd. Zoals een paar jaar geleden, 2022 volgens mij, Rock am Ring in Duitsland. Hele grote show. Dan sta je in die pit. De beveiliging weet dat je er bent. Ik mag overal komen. Als ik daarin kan bewegen, dan kan ik dus mijn hoofd helemaal aanzetten en de techniek heb ik onder controle. En dan wordt de druk dus heel erg lekker, want dan kun je in de druk meegaan van een spontaan ontstane solo, iets wat er gebeurt. Je moet ook aanstaan voor ellende in het publiek. Stel dat iemand flauwvalt, moet je niet als een naïef konijn daar staan. Nee, dan moet je wegwezen, want dan sta je letterlijk de EHBO in de weg. Dus dan moet je ook een soort van extra radartje voor hebben.
AB: Maar je weet wat je speelveld is.
HP: Ja, en je weet wat je speelveld is. En de fans. Af en toe pak ik een iPhone van een fan en dan loop ik helemaal naar Matthew toe en die die lacht dan een keer in die lens en dan kom je een huilende fan, geef je die camera terug. Weet je wel?
AB: En dan kan je dat weer fotograferen.
HP: En dan kun je dat weer fotograferen. En het is ook leuk, want je staat er natuurlijk voor de fans. Dat is, dat is een feit. Je deelt plectrums uit van de band. Je zorgt dat als je een setlist hebt, dat je die aan iemand geeft. Het is, de fans zijn zo ontzettend belangrijk. En met name dat dat dat die iPhone pakken is wel een soort van nieuw ding van me geworden. En dat is toch prachtig dat je dat kan doen. En het is voor mij een een een zo’n kleine moeite, maar zo’n groot gebaar. En achteraf krijg je dan ook via Instagram krijg je dan berichtjes van: oh, dankjewel, dankjewel. Maar ik vind, als je in de gelegenheid bent om dat te doen, dan moet je dat doen. Je weet heel goed, je voelt heel goed wanneer dat kan, wanneer de vrijheid om dat te doen is. Dat neemt de druk ook een beetje weg in je werk. Want je je persoon zelf wordt belangrijk daarin. Het is geen werk, maar het is, het is puur…
AB: Spelen.
HP: Ja, het is puur fun. Ja.
AB: Op welk moment dacht je: ja, ik ben eigenlijk wel goed. Ik ben goed in mijn vak.
HP: Moet ik even nadenken. In 2000, Rockin’ Park, Nijmegen. Vriendje van me heeft een fotowinkel in Nijmegen. Zijn vader had die winkel, Fotogrijpink in Nijmegen. Vanaf dag één, heel trouw als ik ben, kom uit een klein dorpje, daar haalde je je brood bij die bakker, je vlees bij die slager en je fotospullen bij die. Nou, dat doe ik nog steeds. Ik koop alleen maar mijn spullen daar. En Hans, de de de grote baas, die zei: “Ik ging dan die concerten fotograferen.” “Oh, neem deze lens maar mee.” Ik kreeg gewoon een lens van 10.000 gulden mee.
AB: Wauw.
HP: Dat is een hele grote lens waarin je onder moeilijke lichtomstandigheden dichtbij iemand kan komen zonder dat het heel veel licht kost. Het zijn die grote toeters. En die toeters zijn ervoor dat het licht wat je hier ziet ook daadwerkelijk op de camera kan komen. Ja. En we hadden geregeld via de Zondagkrant, waar ik af en toe wat fotowerk voor deed, dat wij in plaats van aankondigend, konden we ook recensie fotografie doen. Rockin’ Park, Lenny Kravitz, Aerosmith, UB40, noem maar op. En Nijmegen beroemd met zijn live concerten. En ik had de avond ervoor, geweldig, want de druk die nam alleen maar toe, want: oeh, morgen, oeh. En toen was druk nog ongenuanceerd, want ja, je wist niet wat je ging doen. Dus druk was een heel groot geheel.
AB: Je weet ook niet of je het kan, misschien?
HP: Nee, precies. En ik weet niet of die druk fijn is. En ik weet niet, ik weet de do’s en don’ts niet in de fotopit. Ik weet niet, ja, de eerste drie nummers, no flash. Dat weet ik dan van van horen zeggen. Maar voor de rest was het echt een Sjakie in de chocoladefabriek. Het is heel leuk, maar wat moet ik doen? Ja. Er stond de grote Paul Bergen naast me. Inmiddels een enorme goede maat van me. En die heeft mij en Ben Balster, een doorwinterd nieuwsfotograaf, die stonden naast mij en die deden dit. En die gingen me even uitleggen wat de do’s en don’ts waren in zo’n fotopit. Waar je op moest letten, enzovoort. Want die hadden Olympische Spelen al gedaan en dit en dat. Vorige week postte Alanis Morissette nog beelden van hem. Dus hij is nog steeds de man aan het podium. Maar hij heeft mij toen min of meer onder zijn arm genomen. Maar ik ben wel heel erg op mijn eigen manier gaan werken. En ik weet nog echt, serieus, ik lieg niet, als de dag van gisteren. Ik richt mijn lens op Lenny Kravitz en ik, die grote lens, die grote toeter, en ik kijk door die lens en ik hoorde letterlijk: dit is het. Dit moment van componeren, van een creatieve uiting van een, in dit geval, muzikant, zo mogen kaderen dat jij een verhaal mag vertellen. Want als je iets zo componeert of zo of zo of zo, krijg je dus een andere interpretatie. Dus dat je bij machte bent om je gevoel te verbinden aan compositie, kleur, filmkeuze, dat soort zaken. Ja, dit is het. Maar, dacht ik, is hetzelfde als dat jij een toetje krijgt na een maaltijd. Je wil het niet iedere dag. Want dan wordt het gewoon. Daar had ik al heel vroeg. Ik had wel zoiets van: maar ik wil dit wel als iets heel speciaals.
AB: Maar vond je het dan ook dat jij goed was?
HP: Laat ik het zo zeggen, de de het antwoord ga ik je zo geven. Een klein verhaal vooraf. Ik had in die druk die ik voelde, had ik een als een soort kok had ik zeven menukaarten voor me liggen. Ik had een kleurenfilm die je zo moest ontwikkelen. Ik had een diafilm die je zo moest ontwikkelen. Ik had allerlei filmpjes meegenomen, omdat ik eigenlijk nog niet wist wat, maar mezelf ook in de gelegenheid wilde brengen dat ik een soort van op een multimanie kon interpreteren. Als ik dat voelde, wilde ik dat kunnen doen, enzovoort. Dus het was echt een een een een kakofonie aan, ik had het ook allemaal uitgestald voor me. En het rood van Lenny Kravitz, hoe heet hij, Taylor, de zanger van van Aerosmith, had ik ook op een bepaalde manier gefotografeerd. En ik kreeg daar commentaar op. Waaronder andere van het label Mercury destijds kreeg ik commentaar op die beelden van: “Hé, wauw, dit is gaaf.” En het was mijn allereerste officiële grote popfoto’s. Ja. Toen dacht ik van: hé, hé. Ik hoef, ik hoef dit niet, want ik ben, ik ben nog zoekende, ik ben nog bouwend. Dus je hoeft niet zo: hé, nee, maar wat spreekt je dan aan? Nou, dat, dat, dat, dat. En ik had wat uitvergrotingen laten maken en mensen die wilden ze graag hebben. En toen dacht ik van: nee, hé, blijkbaar is er iets wat hun aanspreekt in, want je kan een mannetje met een microfoontje kun je vastleggen, maar dat is saai. En wanneer is een foto niet saai? En wat zijn dan de elementen? Dus er ging bij mij ook een soort van luikje open van: wacht even, ik zit in een soort game. Nou, naar level twee ben ik gegaan.
AB: Precies. Maar wat doe ik eigenlijk waardoor ik naar level twee kom?
HP: En soms is het heel goed om weer terug naar level één te gaan en het dan eens uit te voeren in een soort van didactisch geleerd verhaal, door te zeggen: tik, tik, tik, tik. O, zo kom je er dus. En daardoor leer je dus techniek beheersen, waardoor je creativiteit opengaat. Als je niet zo goed weet wat je doet en je maakt mooie dingen, dan is het heel moeilijk reproduceerbaar. Maar het liefst wil je reproduceren, want op het moment dat je iets voelt wat je moet maken, kun je het dus makkelijk interpreteren.
Nou, toen kwam het magische moment. 3 augustus 2001, U2 in GelreDome, Arnhem. Ik werkte toen al als fotograaf voor Nuon, als huisfotograaf voor Nuon. En Nuon was toen destijds de grote, ja, wat is het, sponsor achter Vitesse. GelreDome hebben ze laten bouwen, enzovoort. Dus ik kon via dat netwerk kon ik accreditatie aanvragen. Ik mocht de pit in en dat was een prachtige, mooie pit in een hartvorm. Dus Bono die rende daar rond en die deed daar dingen.
En ik weet nog goed, Until the End of the World speelden ze. En Bono kwam in een, met de microfoon in zijn handen, en maakte die een soort hele mooie slow-motion trapbeweging naar ons fotografen. En dat geeft qua diepte een heel mooi effect, want je zag die voetzool en je zag hem daar zo achter. Dus ik was aan het fotograferen en ik deed zo: ik stak mijn duim op naar hem. En op een gegeven moment zie ik hem steeds dichterbij komen, en dichterbij komen, en dichterbij. Ik zeg: goh, wat is die dichtbij. En ik kijk, staat hij echt… en hij trekt mij het podium op.
En je moet je voorstellen, ik was zo groen als gras als livefotograaf. En ik word door twee, door onder andere Paul en een andere jonge Peter Pakvis, krijg ik een kontje het podium op. Dus ik sta op die catwalk voor, wat is het, 40.000 man geloof ik, GelreDome. Als een konijntje in de koplampen te kijken van: what the fuck doe ik hier? Maar dat heeft niemand gemerkt, want een maatje van mij zag mij het podium op staan en die zei: o, je stond daar heel zelfverzekerd. Maar ik had echt hartslag 300 en Bono is een stuk kleiner dan ik. En die bleef maar naar mij toe dansen en weet ik wat allemaal. Op een gegeven moment zei mijn camera: bzzzt. Was het filmpje vol.
Maar ik had in mijn linker, ik had een korte broek aan, in mijn rechterbroekzak had ik nog twintig filmpjes zitten. Maar dan… Het gekke brein van mij ging dus in die 0,00001 seconde, ging die dus zeggen: HP, ga jij nu, ga jij nu hier en public je filmpje wisselen? Of ga je… Gek hè? Daar ga je over nadenken. Terwijl als je heel veel ervaring zou hebben gehad, zou je het gelijk doen. Maar die, dat stukje was dus braakliggend bij mij.
AB: Jij dacht nog: wat zullen ze van mij denken als ik hier mijn filmpje sta te wisselen?
HP: En wat heb ik toen gedaan? Ik steek mijn hand uit naar de fotografen. Bono staat naast me, die kijkt mij aan, die steekt zijn hand uit naar de fotografen. En we hebben al die fotografen het podium op getrokken. En daar ontstond natuurlijk een kakofonie aan fotografen die Bono wilden fotograferen. Ik denk: ah, mooi, schuttingkje. Dus ik ben heel rustig achter die mannen, klik, klik, klik, mijn filmpje gewisseld.
AB: En toen heb je de rest weer weggestuurd, toch? Of niet?
HP: En die zijn… maar die waren heel druk met Bono. En ik dacht van: hé, hier ontstaat iets moois. En ik loop zo opzij en Bono komt op mij af. En ik pak The Edge op de achtergrond erbij. Klik. En ik maak de, ja, die foto is wel beroemd geworden, de bekende Bull-act foto van Bono.
AB: Maar hij zocht jou dus weer op.
HP: Ja.
AB: Dat is ook wel bijzonder.
HP: Ja. Hij wist: ik moet bij hem zijn.
AB: Jullie kenden elkaar niet?
HP: Nee. Nee. En we hebben elkaar ook daarna nooit meer ontmoet. En het grappige is dat, terugkomend op jouw vraag: ben je dan goed of voel je dan dat je goed bent? Ik heb het als een wegwijzer gezien: ik ben op de goede weg. En ik denk nog steeds, tot de dag van vandaag, dat mensen mogen mij goed vinden. Dat zal ik niet ontkennen in de zin van: nou, wat een onzin, weet je wel. Ik bagatelliseer het niet. Ik hoef het niet te nuanceren, want ik respecteer het feit dat je eerlijk naar me bent en dat je dat tegen me zegt. Maar ik blijf tot de dag van vandaag blijf ik eager naar het ontwikkelen van nieuwe technieken. Ik blijf eager naar het zoeken van nieuwe interpretaties en dat soort zaken. En daar moet je wel een soort van open in blijven, dat je een compliment neemt als wegwijzer en niet als een definitief: je hebt 100 meter gewonnen, je hebt een gouden medaille, dus je bent goed, klaar. Nee. Het is constant het zoeken naar…
De Duitsers hebben daar een heel mooi woord voor: das gewisse Etwas. De hoeksteen van een foto moet representatief zijn voor hoe jij je op dat moment voelt. En als mens groei je, als mens verander je, als mens maak je mee. Mijn beide ouders zijn overleden, heeft een enorme impact op mijn leven gehad. Ik heb weinig contact nog met mijn familie. Dat heeft heel veel impact op mij gehad.
AB: En dus ook hoe jij de wereld ziet en hoe je fotografeert.
HP: Ja, tuurlijk. Ja, ja, ja. Dat wordt allemaal, dat wordt allemaal in je systeem meegenomen. Hoe je naar de wereld kijkt. Het is heel makkelijk om te oordelen, maar het is ook heel mooi om te interpreteren. Van: ik heb er heel veel vrede mee. Want het is een keuze die ik niet alleen heb gemaakt, het is een keuze die meerdere mensen hebben gemaakt, waarin ik onderdeel van ben. En dan heb ik zoiets van: nou, mijn keuze zou anders zijn, maar de rest kan ik niet beïnvloeden, dus dan zoek ik daar een bepaalde balans in. En daar voel ik me op dit moment ook heel goed bij. En ik zeg letterlijk op dit moment, want ik sta altijd open voor veranderingen in het leven die een verrijking zijn of een toegevoegde waarde, en dat je letterlijk als je ’s avonds je tanden poetst, in de spiegel kijkt en even naar jezelf kijkt zoals je een portret maakt van een ander: hoe sta je in de wedstrijd? Omdat je weet, in de totstandlating komen van een foto, ben je zelf de grootste factor. Jouw eigen energie is het belangrijkste. En dan kom ik ook op mijn, mijn, mijn levensinstelling: investeer geen energie in dingen die onomkeerbaar zijn.
Van jezelf kun je dingen beïnvloeden. Daar moet je heel veel energie in steken. Maar als je in een situatie komt die je op dat moment niet kan beheersen: let it be. Want het heeft geen zin om daar energie in te steken. En dat heeft natuurlijk heel sterk met druk te maken. Als je in je leven druk hebt meegemaakt, hoe ga je daar dan mee om? Ga je die als een soort van ventieltje weg laten lopen, omdat je juist wil dat er een integere gevoel voor terugkomt, waardoor druk in één keer een heel andere betekenis heeft? Of ga je die druk heel erg tot je nemen en het als een soort van ongenuanceerdheid een plek laten innemen in jouw… Nee, dat zit niet in mij.
AB: Laten verstikken eigenlijk.
HP: Ja. Ja. Of het legitiem laten zijn, terwijl dat negen van de tien keer helemaal niet zo is. Want druk is niks anders dan een meting. En die matrix waarin je meet, kan die hier kan de druk nul zijn en daar in een andere matrix kan die al 100 zijn. Nou, welke heeft gelijk?
AB: En je laat het voor je werken, in jouw geval.
HP: Ja. Ja. Ik merk, bijvoorbeeld, ik ga binnenkort naar Australië voor die Solar Challenge. In de challenge zelf ben je verantwoordelijk voor het beeld wat iedere seconde gemaakt wordt. Dus dan voel je druk. Want je moet overal wel zijn en dergelijke.
En dan merk ik dat ik een soort van turboversie van mezelf word, dat al mijn radertjes aanstaan. En dat ik ’s avonds, als we in het bivak zitten, meestal zo rond 10, 11 uur, ga ik altijd heel even in de auto zitten. En dan is het letterlijk deuren dicht. Stilte.
AB: HP is er niet.
HP: Dan hoor je je oren even suizen of eigen muziek opzetten, want je bent heel ver van huis. Dus even iets van jezelf opzetten. En dan voel je even: o ja, ik sta hier. O ja, ik ben hier. Even… En dan kijk je naar buiten en dan is de wereld helemaal stil. Dan zie je een soort speelfilm voor je afspelen. Zie je iemand de woestijn inrennen, want die moet even een grote boodschap doen. Of je ziet iemand achter zijn laptop, weet ik veel wat. En alles is in stilte. En dan doe je de deur open en dan zit je weer midden in het verhaal.
En dat zijn wel dingen die je weet van jezelf, hoe je daarmee om moet gaan. Hoe je dat geleerd hebt, hoe je dat ervaren hebt en hoe je op die manier met die druk om kan gaan.
AB: Wat jij nodig hebt op dat moment.
HP: Ja. En dan is druk heel fijn, want druk is ook een graadmeter. Als je iets als druk ervaart, is het onzekerheid, is het druk als zijnde onredelijkheid. Druk kan ook heel onredelijk zijn. Iemand kan op voorhand al zeggen: maar… druk voelen. En dan denk ik van: gast… Ik heb het gehad bij marketing shoots. Vooraf. En achteraf…
AB: Een klant met een heel duidelijk idee: zo moet het.
HP: Ja, maar ook in tijdsdruk. En dan achteraf twee uur eerder klaar zijn. Dan zeg ik: zie je wel? Maak je niet zo druk. Ja, terwijl aan het begin wordt er gezegd: o, je staat er wel heel laks in, bij wijze van spreken. Even een beetje een zwart-wit interpretatie. Terwijl ik al lang bij het handje geven en bij het drinken van de koffie aan het scannen was en: hoe gaan we dit doen, enzovoort. Want je staat gelijk aan.
AB: Je bent meteen aan het werk.
HP: Ja. Terwijl de persoon die mij daarin zou begeleiden als een soort van producer, het idee had dat ik veel te ontspannen was en relaxed was en…
AB: Die denkt: pak jouw camera nou eens op. Ga eens wat doen.
HP: Ja, letterlijk. Nee, het is al, we zijn al bezig. Dus dan is die druk, die moet je dan letterlijk naast je neerleggen, want dat is verkeerde druk. Dat is druk gebaseerd op de onwetendheid van de persoon die naast je zit.
AB: Maar het kan ook sfeerbepalend zijn op een set, natuurlijk.
HP: Ja. En als jij in jouw karakter iemand tegen… of in zijn karakter, haar karakter, een onaangename versie van jezelf wordt omdat je niet met druk om kan gaan, dan besmet je de hele set daarmee. Het frustreert het proces. Dus moet je druk opnieuw een soort van nieuw leidingkje geven waar die… Want zij mag die druk wel voelen, maar zeg dat dan. Zeg waar jouw gevoel van druk vandaan komt en projecteer dat niet op een ander die die druk…
AB: En jij kan haar geruststellen.
HP: Ja, tuurlijk.
AB: Dus je kan ook zeggen: hé, die druk is niet nodig. Het komt goed.
HP: Ja. En dan kom je dus op een heel persoonlijk vlak, want dan kom je op van: ja, maar ik ken je niet en we hebben nog nooit samengewerkt en lalala, enzovoorts. Zeg ik: o ja, oké, maar als dat zo zit dan… En dat hoort er allemaal bij. En aan het eind van de dag is het: rij je met je raampjes de eerste paar kilometer even met je raampjes open, rij je weg, zo van: laat het maar gaan. En dan kom je helemaal zen thuis en dan heerlijk. En de volgende dag begint de dag ook weer opnieuw. Ik ga niet op dezelfde energie als de dag daarvoor door. Nooit. Ik reset me ’s nachts. En als ik met dezelfde vrouw de volgende dag zou werken, zou ik weer helemaal: hé, hoe is het?
AB: Fresh.
HP: Ja, fresh. Heel belangrijk.
AB: Het is ook onwetendheid van zo iemand. Je hebt gewoon een draaiboek en die denkt: ja, wat jij zegt, ik ken jou niet. Je zit lekker te kletsen en koffie te drinken.
HP: Ja. En in mijn…
AB: Maar het liefst zou jij dan zeggen: nou, we gaan nog een kop koffie drinken, maar nu jij en ik samen. En zij denkt alleen maar: ja, de tijd.
HP: Ja, ja, ja.
AB: Grappig hoe dat werkt. Een paar scenario’s. Ik ben benieuwd hoe jij het aanvliegt, om even in jouw brein te kijken. Je hebt drie minuten om een wereldberoemde artiest vast te leggen. Wat zijn de dingen die je doet?
HP: Heb ik meegemaakt.
AB: Ja?
HP: Dertig seconden.
AB: Dertig seconden?
HP: Dertig seconden. Fred Durst van Limp Bizkit. Ik ben twintig seconden gaan praten.
AB: Toch weer dat praten.
HP: Gewoon even aanraken. Even hand schudden. Ik ben voor hem gaan staan. Ik heb aan zijn schouders gezeten. En hij keek me heel brutaal en leuk aan, zo van: o, jij durft. En ik doe drie stappen naar achter en ik, en hij doet een bepaalde beweging naar mij. Tik, tik, tik. En ik heb hem. Niet zo van: o, wat ben ik goed, ik heb hem. Nee, in mijn perceptie, in mijn benadering, in mijn kleine wereldje van dertig seconden, heb ik hem. En het mooie daarvan is dat dat is ook wel de brutaliteit die in mijn persoon… Als ik een kans zie, dan ga ik eerst kijken in mijn gedachten: kan ik het waarmaken? Bijvoorbeeld op de snelweg: kan ik nu inhalen? Dan ga ik alvast inhalen in mijn hoofd. En dan denk ik: nee, nee, ik haal het niet. Dus dan blijf ik erachter, bij wijze van spreken. Dat is niet dagelijks in het verkeer voor mij, maar even aangevende van: ik heb die drie minuten. Wat kan ik in die drie minuten doen? Dan gaat er een soort van protocolletje in mijn hoofd draaien. En dan zeg ik van: nee, nee, als ik dat doe, loop ik daartegenaan en dat frustreert het proces. Ik kijk heel even hoe gewillig die is, de persoon. Of die sociaal vaardig is, of dat je ontspannen is, enzovoort. Dat gaat allemaal heel snel. Dat gaat echt als een soort Uber-computer die aan het werk gaat.
En dan ga je aan het werk. Maar het belangrijkste is als je drie minuten hebt, en drie minuten is best wel lang hoor. Is best wel lang, drie minuten.
AB: Dat klinkt nu ineens als lang, als jij maar dertig seconden nodig hebt.
HP: Ja. En ga je drie minuten, dan moet je zeker een minuut even prietpraat. En dan zoek je ankertjes op waarvan je zegt: o, dat is van hem. En nu kom ik op een heel mooi gedeelte. Ken je pannenkoek?
AB: Ja.
HP: Nou, lekker. Ieder mens bestaat uit laagjes. Ieder mens. En bij iedere ontmoeting van twee mensen ga je op zoek naar welk laagje past bij mijn laagje. En daar komt omgang, vriendschap zelfs, een oppervlakkige relatie of wat dan ook, daar ontstaat chemie uit. Uit die kleurtjes die je zoekt. Dus wat je doet bij die persoon die je in drie minuten moet fotograferen, is dat je op zoek gaat naar dat stukje van die pannenkoek die overeenkomt met jou. Daar leg je een ankertje tussen en je kunt communiceren.
Stel je voor, hij is… geef een voorbeeld. Hij is gek op wijn. Nou, dan gaat bij mij mijn encyclopedietje open. Ik heb jarenlang in Sancerre druiven geplukt. Dus dan gooi ik het toverwoord Sancerre erin. O, nou, Sancerre, enzovoort, enzovoort. Nou, dan hebben we in één keer heel leuk. En daarna kan ik het van mijn eigen maken, dus dan wordt het van mij. Daarvoor is het een best wel een maniertje, maar dat moet je hebben. Je moet trucjes hebben. Daarna wordt het van mij en dan wordt het echt. Dan ga je het kneden, ga je het vormen en je begeleidt hem van die Sancerre heel langzaam naar die fotoshoot.
AB: Een gemene deler.
HP: Gemene deler. Waardoor hij of zij voelt van: hé, we zijn in echt contact bezig. Wat ook zo is.
AB: Voelt zich gezien.
HP: Ja. Ja. En dat zijn hele leuke voorbeelden die het laten ontstaan van zo’n foto ook als de echtheid als basis hebben. En of het dan drie minuten is, dertig seconden, ik heb soms wel heel lang. Een half uur is best wel lang. Maar ik heb ook wel eens een aantal uren, maar dan zitten we letterlijk twee uur te ouwehoeren aan tafel. En dan ga je die persoonsanalyse doen. Wat zie ik eigenlijk? En dan ga je dat helemaal daarop baseren. Ga je technieken laten zien, enzovoort. En dan krijg je een bekroning van het gesprek daarvoor, krijg je dan in die foto ook te zien.
Marijn Schouten, een cabaretier, kwam bij mij thuis. En ik werd gebeld door zijn manager. En heel grappig: we hebben je beeld gezien, we willen graag een foto maken. En Marijn is een hele uitgesproken cabaretier en is heel goed in typetjes en enzovoort. Maar ik heb ook een idee van hem. Hij heeft een eigen idee en ik heb een idee. En als hij met mij gaat werken, vind ik dat die beide ideeën best wel even belangrijk zijn. En uiteindelijk is de meest creatieve, aparte foto is het geworden. Ik had de lens losgehaald van de body en ik had ermee lopen spacen en doen. Hij zei: wow, dit is te gek. En die is het geworden. Dus je, je moet jezelf…
AB: Was dat zijn idee? Jouw idee?
HP: Ons. Echt letterlijk dit. Ik visualiseer altijd dit. Je hebt twee energieën en die kunnen dit doen.
AB: Naar beneden.
HP: Maar die…
AB: Ze kunnen ook echt samen omhoog gaan.
HP: Omhoog gaan, waardoor je het beste uit elkaar haalt. Hoe zeg je dat? Uit elkaar naar boven haalt.
AB: Ja, naar boven haalt.
HP: Ja. En letterlijk naar boven. En dat was, dat was op dat moment het geval, want we kenden elkaar niet. En in het begin was het een soort van paringsdans. En op een gegeven moment is het van: klaar, nu even: waar zit ons, waar zit onze gemene goed en waar we elkaar ontmoeten? En dan pak je dat op en dan ga je… En soms moet ik de baas spelen. Dat klinkt heel gek wat ik nu zeg, maar soms moet ik heel erg leidend daarin zijn. En soms moet ik heel erg lijdend daarin zijn. Dus moet ik het heel erg ondergaan.
AB: Ja, ja.
HP: En dat is een heel mooi spel.
AB: Gelijkwaardigheid.
HP: Ja. Want op het moment dat het gelijkwaardig is, durft de persoon in kwestie ook te zeggen van: maar dit of dat of dat. Want dat vind ik heel belangrijk, dat je een sfeer creëert waarin de persoon die je portretteert, wat natuurlijk een hele persoonlijke interpretatie is, eerlijk genoeg is om ook te zeggen van: ah, ik vind deze kant van mezelf… of deze kant ken ik helemaal niet.
AB: Maar dat, wat betreft die drie minuten, is dat juist, werkt die druk heel erg bevorderend om heel snel tot een concept te komen waarvan je denkt van: hé, dit ben jij.
HP: Tot de kern. Wat delen wij samen? Hoe komen wij samen tot iets?
AB: Oké, scenario twee. Je moet iemand fotograferen waar je totaal geen klik mee hebt. Je denkt echt: ik begrijp jou niet en jij begrijpt mij ook niet. We vinden elkaar niet echt heel aardig of interessant. Heb je het wel eens meegemaakt?
HP: Ja. Ja. Ja, ja, ja, zeker. Inmiddels, en ik weet niet welk tijdsbestek ik deze wijsheid kreeg, maar inmiddels is geen energie ook energie. Of is negativiteit ook energie. Zeker. Waardoor je dusdanig veel van jezelf vraagt… Je moet samenwerken, dat kennen we allemaal, met iemand wat nooit je vriend, vriendin of wie dan ook zal worden. Maar je moet wel samenwerken. Dan kom ik weer op die pannenkoek uit. Dan kom ik weer op die gelaagdheid van jezelf uit. Van welk laagje kun je toch een stukje affiniteit vinden? Maar je moet gewoon je samenwerking aan. En dat vergt social skills. Een heel mooi Engels woord voor vaardigheden in omgang met anderen.
Wanneer het eenrichtingsverkeer is, in de vorm van dat je voelt dat die persoon zelf daar niks in steekt en die denkt: ja, het zal allemaal wel, enzovoort.
AB: Ja, dat lijkt me heel moeilijk. Als die energie ook niet…
HP: Dat heb ik één keer gehad.
AB: Oh.
HP: De band Bon Jovi.
AB: Oh ja?
HP: Ja. Ik moest Jon Bon Jovi portretteren. Die zat op een apart kamertje in het Amstel Hotel. We komen in een soort plastic Amerikaanse poppenkast komen we terecht. Zo heb ik het ervaren, hè. Nogmaals, alle Bon Jovi-fans die luisteren, sorry. Maar zo heb ik het ervaren. En ik zeg niet dat ik de wijsheid in pacht heb, maar zo heb ik het ervaren. Afijn, Jon Bon Jovi, Jon zelf, die zat in een apart kamertje. Een mooi portret van hem gemaakt. Was een lieve man, rustig. Hij was niet heel erg outgoing, maar hij luisterde goed naar mij en hij ging ervoor zitten.
Toen moest er een gitaar gesigneerd worden, want er was iemand die een wedstrijd gewonnen had en die kreeg dan die gitaar gesigneerd door alle leden van de band Bon Jovi. Dat is natuurlijk prachtig als je zo’n cadeau krijgt. En toen gingen we naar beneden, naar een ruimte, en daar zat de band. En ik werd geconfronteerd met een soort van dwarsgevoel van: ik zie allemaal mannen met botox hier zitten. En dat vond ik zo plastic en zo, dat ik echt… ik werd een beetje rebels. En de toetsenist die kwam en die deed alsof die toetsen speelde op die gitaar en die signeerde hem. Klik, klik, foto.
En op een gegeven moment dacht ik van: wat doe ik hier? Wat doe ik hier? Wat doe ik hier? En ik weet niet meer wie het was van de band, of het de gitarist was of niet, die zei: “What do you want me to do?” En toen heb ik letterlijk de woorden gebruikt: “I don’t give a fuck.” “Well, if you don’t give a fuck, I don’t give a fuck.” En klik, foto gemaakt. En dat was het. En we hebben de foto’s gemaakt.
AB: Was het een goede foto?
HP: Nja, was het een goede foto? Kijk, je kijkt natuurlijk door de bril van het moment. Dus als je die foto’s ziet, dan denk je: ja, ja. Het was leuk. Hè, de mannen stonden… Maar die, die opgespoten en die rare dingen allemaal in hun gezicht. Ik werd, ik werd ernstig misleid door de, door een gevoel wat ik uit had moeten schakelen, maar van die cosmetische chirurgie. Kan ik het maar zo even heel correct uitdrukken.
AB: Zag je dat dan als falen of een fout van jezelf dat je dat…
HP: Nee, ik zag het als: dit is niet mijn ding.
AB: Oké.
HP: Ja. Ik zag het heel erg van: HP, die moet je gewoon niet nog een keer doen. Ik heb bijvoorbeeld met Depeche Mode backstage een gouden plaat moeten fotograferen met allemaal fans. Ja, dan ging ik bijna op mijn knieën voor die enorme fans. En tuurlijk, daar sta ik heel gekleurd die foto’s te maken. En dat weet… Ik heb Foo Fighters, Marco die nodigde mij uit om Foo Fighters te portretteren backstage. Ja, dat weet Marco dat ik dat helemaal te gek vind. En dan sta je met Dave Grohl te knuffelen, want je hebt elkaar al een aantal keer ontmoet. Ja, dan, dan word je in al je, al je persoonlijke dingetjes word je gestreeld.
Je moet je voorstellen dat ik als klein ventje van twaalf, zesde klas, naar het bos fietste, want het was motorcross. En daar liep Floris rond. Rutger Hauer. Was toen voor mij Floris. En die namen de film Spetters op. Je probeerde een rennerskwartierkaart, oftewel een AAA-pas toen al, te bemachtigen, want dan kun je overal komen. En dat deed je door met teams aan te pappen en dan ging je stickers voor uitdelen. Of je ging in ieder geval hand- en spandiensten verrichten voor teams die er waren.
Rutger Hauer zie ik naar ergens naartoe lopen en ik stap rustig op hem af. Hallo, ik ben Hans-Peter. En we hebben gekletst en dit en dat en zo. En ik heb altijd wel een lulverhaal van: ken je die of die of die?
AB: Toen al?
HP: Ja, daarom. En dat ging toen vanzelf en nu kan ik het reproduceren of herinneren hoe het ging. En ik heb natuurlijk Rutger Hauer daarna ontmoet en als eerste heb ik dit gesprek met hem gevoerd.
AB: Kon hij het zich herinneren?
HP: Hij kon zich de set herinneren, maar mij als persoon niet meer. Maar wat wel aangaf dat wij dus in die tweede, echte fotoshoot, hebben we heel persoonlijk contact gekregen. Het was een lange shoot, of een lange dag was het, met een hele korte shoot, maar een hele lange dag. En het werd heel persoonlijk. Het werd heel… Hij begon te vertellen over de begrafenis van zijn vader en over spiritualiteit en weet ik veel wat allemaal. Op een gegeven moment pakte hij mijn handen en hij heeft grote handen. En toen zei hij van: we gaan het portretfoto maken. En het grootste compliment wat ik heb gekregen, want ik voelde toen best wel druk, want ik zat voor de fucking Rutger Hauer. Ik heb echt samen met hem een pakje sigaretten opgerookt, zestien koffies. En ik zat daar helemaal en hij zat te vertellen over Blade Runner, over camerastandpunten, over noem maar op. Waar gebeurt dat? Dat gebeurt niet.
AB: Nooit.
HP: En degene die het had geregeld, een goede vriend van me, die begeleidt hem altijd als hij in Nederland is. Dus dat was voor Rutger ook een hele rustige, relaxte sfeer gecreëerd waardoor hij ook zichzelf kon zijn. En dan komt het. Ik heb zes portretten van hem gemaakt, in mooi daglicht, voor een mooi raam. En na zes dacht ik: dit is het. En achteraf vertelde hij aan Peter-Jan, dat is die jongen die dat begeleidde: hé, Peter-Jan, dit is de eerste foto waar ik als Rutger Hauer op sta en niet als acteur.
AB: Wauw.
HP: En dat heb ik pas te laat te horen gekregen, want toen was hij inmiddels al overleden helaas. Maar dat heeft mij heel veel gedaan. Dat was wel even een, een, een gewaarwording van: wow, dit is misschien in mijn fotocarrière het ultieme samenkomen van hetgeen wat je wil bewerkstelligen als fotograaf. Is dat moment geweest.
AB: Ja.
HP: Ik wil op een of andere manier nog kijken of dat portret bij zijn vrouw of bij zijn stiefdochter terecht kan komen. Als ultiem bewijs van: hé, ik kijk in de ziel van mijn man of van mijn stiefvader, weet je wel? Want als je dat mag doen als fotograaf, als je als fotograaf een medekijker mag meenemen in de blik naar iemand en die, en hij of zij voelt dat ook…
AB: Ja. Nou, iemand die zo dicht bij hem staat.
HP: Ja, dan is een foto toch, dan is toch het mooiste wat je mag doen. Ik heb van het weekend met die zieke mensen gewerkt. En die mensen zijn niet de ziekte, maar die ziekte zit aan die mensen vast. En ik trek die eraf en portretteer alleen de ziel. En als ik de aangewezen persoon daarvoor ben, dan moet ik dat doen. Dan is dat een roeping. Dan moet ik niet op mijn berg blijven zitten en denken van: pff. Nee, dan moet ik dat doen. Dan rij ik daar ook 1200 kilometer voor in twee dagen tijd. En dan ben ik ook kapot daarna. Maar de volgende dag ben ik weer zo vol van energie omdat het, omdat het mij dat ook geeft. Een stukje spiegeling van mijn persoon, een stukje verrijking, een stukje, geen geldelijke verrijking, maar emotionele verrijking, een stukje diepgang, een stukje… Wat fijn dat ik dat aan je heb kunnen geven. En ik ben geen Messias. Ik ben geen, ik ben gewoon een simpele fotograafje uit Twente die een sleutel gevonden heeft naar het kunnen portretteren, een zielsportret maken van iemand. Dat voelt goed.
En daarom is ook de context druk in mijn geval, want daar heb ik ook mee leren om moeten gaan. Want voordat ik ziek werd, was druk voor mij wel echt een issue.
AB: Voordat je ziek werd?
HP: Ik ben in ’96 ter grazen genomen door mijn eigen lijf door, als ik het achteraf mag omschrijven, iets te lang tegen de stroom in hebben gezwommen, een verkeerd dieet, waardoor ik mijn lichaam heb uitgeput. En ik werd geconfronteerd met het bekende koortsblaasjesvirus. En die heeft mij als een grote boom omgezaagd en ik ben letterlijk omgedonderd en ik heb er vier jaar over moeten doen om weer de oude te worden. En een heel mooi verhaal in een notendop is dat ik van arbeidsongeschikt naar het winnen van de Zilveren Camera, dat daar twee jaar tussen zat.
AB: Ongelofelijk.
HP: En dat was echt ongelofelijk. Dat was ook wel een, een achtbaan waarin je terechtkwam. Want toen ik letterlijk de camera ter hande nam, als zijnde professioneel fotograaf, geregistreerd bij de Kamer van Koophandel, en ik ben mijn werk gaan doen, werd ik een paar jaar later geëerd met de Zilveren Camera met een foto van Rammstein. Als muziekfotograaf, grote liefde, muziekfotografie, werd dat erkend in 2003 door een Zilveren Camera. Terwijl ik eigenlijk net begonnen was. Ik had natuurlijk wel het avontuur met Bono achter de rug. Maar daardoor werd het in de muziekwereld makkelijker voor mij om te werken, omdat ik ja, letterlijk touched by Bono, dan ben je het.
En dat komt dan op een gegeven moment in een stroomversnelling. Dat je in 2004 met Stereophonics gaat werken. En Kelly zegt tegen zijn manager: ik wil met HP blijven werken. Die energie is zo goed, ik voel me daar zo fijn bij, ik heb het resultaat gezien. En tot de dag van vandaag werk ik nog steeds met die mannen. En dat zijn dingen die je in eerste instantie ervaart als druk, maar achteraf is die druk heel fijn geweest als gids. Omdat druk positief gezien moet worden, want je haalt het beste uit je. Ook jouw vakgebied in de Formule 1, ik weet zeker dat Max druk als aangenaam ziet en hem scherper maakt. Dat is iets wat ik heel sterk bij hem herken. En ik zie ook de mannetjes die niet met druk om kunnen gaan en daardoor fouten maken. En dat is de ultieme gids. Druk is een, is een, is niks anders dan een wegwijzer om je beter te maken. Want dan gaat die druk weg. En dat is een heel fijn gevoel, maar je moet er wel achter zien te komen. Dat is natuurlijk, dat zit niet in een pak Kellogg’s cornflakes waar je het in één keer uithaalt: o, zo moet ik omgaan met druk. Nee.
AB: Het is de gebruiksaanwijzing.
HP: Het is wel een stukje thuiskomen bij jezelf, waardoor je om kan gaan met druk. En dat doe je door schade en schande. Een mooi voorbeeld: ik had Robbie Williams gefotografeerd in de Arena. Dus ik naar de Arena, we gaan daar staan, enzovoort. En ik doe mijn fototas open. Ik zeg: o, wacht even, dat is niet de live lens, de live foto lens, maar dat is de… Ik zeg: weet je wat? Ik laat hem er gewoon op zitten.
AB: Oké.
HP: Ik kan hem wisselen, ik heb alles bij me, maar ik laat hem er gewoon… weet je, ik laat hem er eens op zitten. Een heel intuïtief gevoel. En wat gebeurt er? Robbie Williams komt op in zo’n soort lift. En hij draait zich om en hij gaat voor ons, en met name voor mij, op nog geen meter knielt hij en kijkt hij vol de lens in. De lens, het woord zegt het al. En ik had de goede lens. Voor dat moment. Niet voor een live concert. En achter mij die fotografen hadden allemaal die toeters erop, dus die konden helemaal niks. En ik stond echt zo van: oké. Tik. Tik, tik, tik. En hij ging echt zo en hij stond op en hij ging zijn show doen. En dat was echt van: what the fuck? En ik wilde eigenlijk bijna naar huis gaan. Zo van: ik heb het.
AB: Het wordt niet beter dan dit.
HP: Het wordt niet beter dan dit. Ja. En toen, ik publiceer een aantal van die beelden, en toen kwam het management van Robbie Williams. Die belde mij. En die zei: HP, we willen graag dat je naar Londen komt, want we willen met jou de tour gaan bespreken. We willen graag dat jij de tour gaat fotograferen. En toen, dan voel je druk. Robbie Williams. Ik voelde me echt zo’n klein mannetje in een hele grote… En ik had natuurlijk al wat met Stereophonics gedaan, maar dat was toen ook allemaal nog heel pril. En überhaupt mijn basis als popfotograaf was nog, ja, heel precair, heel, ja, letterlijk kwetsbaar, want het was nog niet uitgekristalliseerd in een soort van concept. Maar blijkbaar wel, anders word je niet gevraagd. Zo realistisch was ik ook wel weer. Maar niet zo van: nou, ik ga het wel even doen. Nee, totaal niet.
Ik zou in Bern zou ik beginnen, in Zwitserland. Tickets zouden die week geboekt worden. En vanaf daar gingen we dan de tour beginnen en in eerste instantie Europa en dan eventueel daarna naar Zuid-Amerika, geloof ik, of god weet ik veel wat allemaal. Dus dit jonge ventje uit, kleine fotograafje uit Twente, komt thuis, zo van: what the fuck just happened to me? Echt, de druk die kon geen kant op. Dus die kwam er, die kwam er in een vorm van euforie kwam die eruit en en… Ja, joh. Hartslag van heb ik jou daar. Maar toen die week kwam het telefoontje dat Robbie in elkaar was gestort. En dat was die periode dat het niet goed ging met hem. Dus was het: einde. Einde.
AB: Oh.
HP: Einde.
AB: Oh, zo zonde.
HP: En dat was het verhaal Robbie Williams.
AB: Oh.
HP: Ja. En toen kwam er een ander leuk bandje. Toen kwam Muse.
AB: Ja.
HP: En ik stond in Nijmegen. En ik stond in een klein studiootje wat ik toen had, met mijn Nokia 6310. En ik werd gebeld. Muse trad op in de Brabanthallen. Wil je vanavond de show komen fotograferen? Maar ik zo van: vanavond? Muse? Ik zeg: mag ik Noor meenemen? Ja, tuurlijk, neem haar mee, gezellig, leuk, dit en dat. Dus wij naar de Brabanthallen. En ik had mijn boek meegenomen natuurlijk. Ik zeg: ik ben gevraagd om hier de hele show te doen. Daar weet jij waarschijnlijk… Nee, daar weet ik niks van. Ik zei: nee, dat is rechtstreeks gegaan. Ik zeg: maar hier ben ik en ik mag de hele show doen. En dus ik loop die pit in met iedereen, alle fotografen. En na drie nummers moet iedereen weg. En ik blijf staan.
AB: Hm hm.
HP: En al die fotografen: what the fuck? En ik echt zo van: sorry, maar weet je wel. Echt serieus. Sorry, ja, ja, ik mag, ja, ik mag hier blijven.
AB: Want de pers mag normaal gesproken de eerste drie nummers…
HP: De eerste drie nummers, geen flits. Dat is de gouden regel. En op een gegeven moment komt die security, die komt naar mij toe en die gaat mij dingen influisteren. Let op, Matthew gaat nu dat doen. Hij gaat nu dat doen. En ik: o, dankjewel. O, dankjewel. O, weet je wel. Dus ik die show fotograferen. Brabanthallen, een paar dagen later Antwerpen gedaan. En uiteindelijk zijn die beelden in een hele campagne terechtgekomen. Dus het was echt al groot, HP Muse. En toen bij Pinkpop, kort erop, vroeg de manager van HP: wil je Wembley voor ons gaan doen? Drie dagen Wembley. Ja, je weet, je weet niet waar je in terechtkomt. Dat is echt, dat is, dat is groter dan groots.
AB: Zo.
HP: Ik doe die show, de eerste avond. En ik thuis lekker editen, of thuis, in het hotel lekker editen, editen, editen. Nou, en ik ’s middags naar de venue voor de tweede show. En ik leg de eerste batch beelden bij het management neer. En die zegt: “What the fuck, heb je het nu al klaar?” Ik zeg: “Ja, hoezo?” “Ja, maar en heb je al gegeten dan?” Ik zeg: “Ja, heb ik ook al.” “Maar hoe, hoe regel je dat dan?” Ik zeg: “Ja, dat regel je toch gewoon?”
AB: It’s what I do.
HP: Ja, it’s what I do. En met andere woorden, ze voelden dus van: o, die kun je dus zijn gang laten gaan. En wij horen niks raars over hem. Hij loopt de kleedkamers niet in, hij loopt de celebrities niet te… Want er lopen natuurlijk Kate Hudson loopt dan daar rond en weet ik veel wat allemaal. Ja, dan kom je tussen de celebs terecht. Maar goed, dat is, dat hoort er gewoon bij. En het is alleen maar heel erg leuk, maar daar moet je geen dingetje van maken, want dan wordt het een soort van stok wat je in je eigen spaken steekt. Dat moet je niet doen.
Maar vervolgens komt daar dus een werkverhouding uit die dus dusdanig bevalt, zowel tussen mij als hen, bij mij als hen, is dat je dus wordt geboekt voor de volgende tour.
AB: Geweldig.
HP: En ben je gewoon een vooraanstaand popfotograaf geworden, terwijl je het idee hebt dat je het nog steeds heel spontaan en leuk en gezellig doet. Dus je hebt die druk die je schijnbaar wel gevoeld hebt, en die je uiteraard nog steeds voelt, heb je kunnen weerleggen in lol en in, in, in vermogen om dingen te creëren. En dat je druk dus ziet als iets aangenaams, waardoor je alleen maar het gevoel hebt dat je beter wordt. En dat zijn dingen die tot de dag van vandaag, ik toer nog steeds met Muse, ik toer nog steeds met Stereophonics, inmiddels ook met Paolo Nutini, wat weer een hele andere vorm van druk met zich meebrengt. Ehm, Nothing But Thieves werk ik veel mee als ze in Nederland zijn met name. James Bay als hij in Nederland is. En dat, dat maakt het zo mooi dat je gewaardeerd wordt. En letterlijk de woorden van James Bay: “Hans was one of the first photographers who showed me my position as a music star.” Dus hij was net begonnen. Hij kwam naar Nederland en hij zette die show daar neer. En ik was in staat om hem al een soort van platform, nee, niet platform, status visuele status mee te geven, waarvan hij hoopte dat hij dat al kon brengen. En zoiets had van: wauw, dat wil ik zijn.
AB: Dat is gaaf.
HP: Ja. En dat is natuurlijk jouw vermogen als fotograaf, is als jij voelt dat iemand backstage drink je een bakkie koffie of een kopje thee of een biertje samen en is die hihihi, kneutel, kneutel. Maar op het podium, vooral die Engelsen, die zijn dan echt, die ownen het podium. En wie ben jij als fotograaf om dat niet te mogen beantwoorden? Dat moet je juist beantwoorden. Dat moet je juist, hè, zet hem maar neer als de king van het podium. En achter het podium is het juist, ben je gewoon weer maatjes, ben je gewoon horizontaal. Dus als jij die macht hebt als fotograaf om hem in die positie neer te zetten door licht, door compositie, door lenskeuze of wat dan ook, en je geeft dat aan hem, ja, dat is natuurlijk, dat is, want je geeft letterlijk… Ik kijk door zijn bril en je luistert, de muziek is goed. Is wel heel fijn. Helpt. Hoeft niet altijd, maar helpt wel. En op een gegeven moment heb je zoiets van: ah, ik ga het zo doen, ik ga het zo doen. Ik zie bepaalde poses, dus je ziet maniertjes. Je gaat dingen herkennen. Oh, wacht even. Oh, hij doet dat zo. Ah, ah. En dan je zit iedere keer goed. En dan zeg ik van: kijk. En hij zegt: “Wow, ben ik dat?”
Muse heeft een dubbel podium. Onder zitten de techs en boven staat de band. Dus die tech taptaptap, trapje op, geeft de gitaar aan Matthew of de basgitaar aan Chris. En taptaptap, trapje af en die gaat dan die gitaar stemmen, schoonmaken, nieuwe gitaar, enzovoort. Ik ga in die wissel ga ik dat trapje nemen. Dat moet je niet doen.
AB: Nee.
HP: Dat is een beetje dom, want de show die moet, die moet doorgaan. Dus ik zie die gitaartech naar boven kijken van: “What the fuck?” Weet je wel? En ik spring over die reling, gewoon een soort gat in. Ging helemaal goed, niks aan de hand.
AB: Hartslag.
HP: Hartslag. En tegen mezelf zeggen: “HP, doe dat dan niet.” Dus je moet zorgen dat je of twintig seconden voor het einde van het nummer die trap neemt, of twintig seconden na het begin van het nummer die trap neemt. Maar daartussen, in die gitaarwissel, moet je daar gewoon niet zijn.
AB: Nee.
HP: Dat is niet jouw afdeling.
AB: Nee.
HP: Ja, en het is: door schade en schande word je wijs. Dan leer je dat soort dingen. En het belangrijke is dat je achteraf heb je het er even over van: ja, ja, ja, onervarenheid. Want dat was echt helemaal in het begin van de carrière die ik met Muse had. En ondertussen dan sta je gewoon samen met ze op het podium. Dan ga je gewoon achter de drummer staan. En dan zegt de manager, die zegt tegen je: “Ik heb je helemaal niet gezien, maar de foto’s heb je wel.” Ik zeg: “Ja.” Dat is precies de bedoeling. Dus die druk die, die voel je het meest als je hem niet kan interpreteren in de vorm van onwetendheid. En de druk is het fijnst als je hem kan weerleggen door ervaring en door kunde en door het te relativeren, zeg maar. Dat je druk dan als een heel aangenaam iets ziet.
AB: Ja, precies.
HP: Dat, dat, dat is één van de belangrijkste dingen om dat zo te blijven zien. Ik roep altijd één ding: thuiskomen bij jezelf. Jezelf dusdanig op de proef stellen dat je ervaart wie je bent, reagerend onder druk, reagerend onder geen druk, reagerend onder stress, reagerend onder emotionele toestanden. Als je die persoon hebt leren kennen, of in ieder geval hebt leren ervaren, dan weet je ook dat je vooraf op een bepaalde manier je ook weet te gedragen, omdat je dat van jezelf ervaart. En dat thuiskomen bij jezelf is zo essentieel in het uitvoeren van je vak. Want je vak is hetgeen waar je je thuis in voelt. Of je conducteur bent, slager, chirurg, fotograaf, muzikant, wat dan ook. Je doet iets waar je je ziel en zaligheid in liggen. En als je thuiskomt bij jezelf, dan word je alleen maar beter in je vak. En dat doe je door die hele kleine prikkelingen die jou hebben verbaasd in de vorm van: o, reageer ik daar zo op? Ja, dat sla je op in je, in je ik, in je rugzak. En je weet gewoon bij de eerste de beste uitdaging die je krijgt, weet je van: o, daar ga ik zo op reageren.
AB: Ja.
HP: Maar dat hoeft de omgeving niet te weten, maar ik weet het alvast van mezelf. “O, je bent altijd heel ontspannen,” zeggen ze dan tegen mij. Ja, zo lijk ik.
AB: Ja, ja.
HP: Maar ondertussen staat alles aan.
AB: Maar je hebt het al een keer meegemaakt, doorgemaakt, dus je weet ook hoe je gaat reageren en hoe je daarmee om moet gaan.
HP: Juist. Dat laatste is nog belangrijker. Je weet, als ik het wel om ga zetten in stress, dan werkt het tegen me. En als ik die stress kan omzetten in een soort van, ja, maak het van jezelf, dan weet ik dat het mij ten goede keert, komt. En dat zijn hele belangrijke dingen. Is dat wanneer je stress voelt, hoef je hem niet te letterlijk te interpreteren, maar je kan hem ook vragen: waarom? Hè, waarom voel ik stress? Ja, faalangst. Hele, hele grote vorm van stress en druk: faalangst. Dat heb ik ook gehad. Ik heb ook verlatingsangst gehad. Er zijn heel veel dingen die je vormt in je jeugd die je kan herleiden en opnieuw vorm kan geven, waardoor ze een gestalte krijgen, maar geen invloed meer hebben op je dagelijks bestaan. En dan kun je dat ook aanpakken, want je hebt een veel bredere kijk op bepaalde dingen. En je bent daardoor rustiger. Ik weet, als ik rustig ben, is de persoon met wie ik werk ook rustig.
AB: Ja.
HP: Dus als ik gestrest ben, is die persoon ook gestrest. Hij of zij spiegelt zich aan mij. Dus je wilt niet als autoriteit gezien worden, dus ben je ontspannen. Dus wat doet die persoon? Die groeit, want die is ook ontspannen. En je krijgt heel mooi dat de weegschaal precies in het midden staat. En dan krijg je een optimaal verhaal. Maar dat vergt, heel simpel antwoord op de vraag: thuiskomen bij jezelf. Waar zit dat?
AB: Dankjewel.
HP: Graag gedaan. Was mooi.