Eva Simons: “Ik heb mezelf jarenlang verstopt”

Wereldster Eva Simons heeft de hoogste pieken en diepste dalen van het leven in de spotlights ervaren. Achter wereldhits als Take Over Control en This Is Love schuilt een verhaal van een constante strijd: tegen de keiharde politiek van de muziekindustrie, de overweldigende druk van roem, en uiteindelijk tegen zichzelf.

In de eerste aflevering van Onder Druk vertelt Eva openhartig hoe de droom van de superster, die haar ook eenzaam maakte. Ze ontwikkelde straatvrees en raakte verslaafd aan cocaïne. Een rauw gesprek over vechten voor je identiteit, de donkere kant van succes en het vinden van een nieuw geloof na een intense, persoonlijke tragedie.

Lees hieronder het transcript van deze aflevering.

Amber Brantsen: Artiesten maken vaak een album dat een bepaalde periode in hun leven weerspiegelt. Als jij nu een album zou uitbrengen, wat zou de titel zijn?

Eva Simons: Ik ben momenteel bezig met een album en denk veel na over een passende titel, maar ik ben er nog niet uit. Enerzijds wil je een titel die mensen prikkelt. Een naam als ‘Love’, ‘Happy’ of ‘Scary’ is vrij generiek; het is beter als de titel echt iets teweegbrengt bij de luisteraar.

AB: Wat maakt een albumtitel goed?

ES: Vroeger was ik een groot fan van Skrillex. Hij heeft een album uitgebracht met een titel als: ‘Fuck you Skrillex, you are not Andy Warhol’. Dat was een graffititekst die iemand op een muur had gespoten. Hij maakte er een foto van en gebruikte die als albumhoes. Hij eigent zich die boodschap volledig toe. Ondanks de haat en de suggestie dat zijn werk niet meer relevant is, omarmt hij die kritiek. Dat vind ik een slimme en coole benadering.

AB: Maar heb je al inspiratie voor jouw album?

ES: Ik heb veel inspiratie, maar nu ik ouder ben, ben ik me ook bewuster van de kracht van muziek. Ik wil niet langer iets uitbrengen puur om cool te zijn. Het is eenvoudig om populariteit te vergaren met thema’s als seks, drugs en rock-‘n-roll, maar dat vind ik te gemakkelijk en het past niet meer bij wie ik ben. Ik ben constant op zoek naar onderwerpen met diepgang. Soms lijkt een thema interessant, maar als het over te negatieve zaken gaat, besluit ik het niet te doen.

AB: Mogen slechte dingen dan niet meer?

ES: Het mag wel, maar ik vind het jammer als een nummer daardoor inhoudsloos wordt. Ik had bijvoorbeeld een liedje met de titel ‘Drink and Driving’. Dan vraag ik me af: waarom zou je mensen aanmoedigen om te drinken en te rijden? Dat is volkomen vreemd. In zo’n geval probeer ik in een couplet uit te leggen dat het niet oké is. Doe dit niet, ook al klinkt het misschien cool om te zingen. Ik ben er erg mee bezig waarom ik bepaalde dingen zeg en wat ik ermee wil bereiken.

AB: Een beetje soul-searching.

ES: Ja, en het gaat er niet alleen om cool te zijn. Het moet inderdaad ook een diepere laag hebben, een basis.

AB: En als je een album zou maken over de meest turbulente periode van jouw leven, hoe zou dat album dan heten?

ES: Dat zou ongetwijfeld titels dragen als ‘Demons’ en ‘God Save Me Now’. Het zou een en al donkerheid uitstralen.

AB: Een soort roep om hulp?

ES: Inderdaad, een roep om hulp, donker, leegte, zwaar. Dat staat in groot contrast met de muziek waar ik zelf graag naar luister. Ik hou van energie en een beetje humor; ik kan een goede grap waarderen. Zo vind ik de muziek van de Vengaboys ergens heel leuk: het is grappig, cool en tegelijkertijd heel fout. Dat element zat ook een beetje in mijn nummer ‘Police’. Dat was een grapje richting de politie, omdat ik ze soms irritant vond als ze je zonder duidelijke reden aanhielden, alleen maar omdat je in een snelle auto rijdt.

AB: Dat is wel eerlijk.

ES: Precies, dus dan maak ik er een grap over. Maar als je in een donkere periode zit en zulke zware muziek uitbrengt, is dat voor jezelf als artiest misschien wel fijn. Het is goed voor je creativiteit om dingen te uiten en niet op te kroppen. De vraag is echter of het publiek er blij van wordt. Muziek is voor de meeste mensen een vorm van ontspanning.

AB: Maar soms zoeken ze ook herkenning.

ES: Zeker, maar dan gaat het vaak om een of twee nummers op een album waarop je als artiest iets meer van jezelf laat zien. Niet te veel, want daarna moeten we weer vrolijk zijn. Het blijft uiteindelijk een business.

AB: Jij komt uit een super muzikaal nest. Een bekende opa, Johnny Meijer. Een bekende moeder, Ingrid Simons, een bekende zangeres. Hoe was het om op te groeien in een wereld waar muziek zo prominent aanwezig was?

ES: Je zou verwachten dat je opgroeit in een zeer muzikale omgeving, maar in werkelijkheid is het juist een heel lege omgeving, omdat je ouders vaak aan het werk zijn. De muziek vindt buitenshuis plaats: op het podium, tijdens repetities. Als kind ben je dan al snel te veel. Ik herinner me dat ik soms met mijn moeder meeging naar een repetitie, waarschijnlijk omdat ze geen oppas had. Dan liep je daar maar in de weg, want zij moesten repeteren en jij wilde spelen en aan alle draden trekken. Dat is niet handig. En als je naar een optreden van je moeder mocht kijken, wilde je vooral dat zij naar jou keek, maar zij was met het publiek bezig.

Ik weet ook nog dat mijn opa een ‘moppie’ moest spelen, zoals ze dat in Amsterdam noemen. Dan ging ik mee en zette hij me op een kruk met een colaatje. Vervolgens ging hij spelen. Als kind wil je niet op een kruk in een kroeg zitten; je wilt buiten spelen, net zoals hij aan het spelen is. Het is dus een merkwaardige omgeving. Wat ik wel heel leuk vond, was dat mijn moeder elke week thuiskwam met albums die ze had ingezongen. Ze kreeg die cd’s altijd opgestuurd of nam ze direct mee uit de studio. Er was dus altijd nieuwe muziek. Ik herinner me dat ik naar de Free Record Shop ging om een cd te kopen – dat waren andere tijden, zonder Spotify – en dat kostte dan 40 gulden. Ik dacht: wat, ik krijg ze gewoon gratis van mijn ouders. Dat vond ik wel cool. Ik had echt ontzettend veel muziek, wat heel fijn was.

AB: Je noemt het een gekke omgeving, maar had je dat destijds door? Het was immers jouw leven.

ES: Ik had wel door dat het bij mij anders was. In het begin niet, toen mijn moeder nog een hosselende artiest was. Toen was ik net als iedereen in de wijk; we hadden niet veel geld, het was allemaal gewoon oké. Maar toen mijn moeder echt goed begon te verdienen, merkte ik dat er een scheefgroei ontstond. Ik kreeg meer merkkleding, maar daartegenover stond dat ik ’s avonds alleen thuis was. Mijn moeder was elke avond weg. Als achtjarig meisje moest ik de deur op slot doen omdat zij pas na middernacht thuis zou komen. Dat zie je in een ander gezin niet, waar men misschien wel samen eet.

AB: Miste je dat toen ook al?

ES: Ja, daardoor leerde ik dat ik het alleen moest beredderen. Mijn moeder zei altijd: “Je kunt goed alleen zijn.” Dan dacht ik: nee, dat heb ik geleerd omdat ik geen keus had. Ik moest heel veel alleen zijn. Dat vond ik lastig, want je merkt dat je sociaal een achterstand oploopt. Op zich was dat niet heel erg, want ik was al veel met muziek bezig. Ik had pianoles en was aan het schrijven, dus ik kon die tijd goed benutten. Maar ik merkte wel dat ik minder heb met verjaardagen of vriendschappen waarin men elkaar de hele dag belt om te vragen hoe het gaat. Dat heb ik niet. Ook met familie heb ik niet de neiging om te informeren hoe het met iedereen is. We hadden geen diners waarbij gevraagd werd hoe het op school ging. Ik moest het allemaal zelf maar regelen, mijn diploma’s halen en mijn huiswerk maken.

AB: Gewoon je eigen broek ophouden.

ES: Eigenlijk wel.

AB: En toen jouw moeder als artiest groter werd, keek je tegen haar op?

ES: Ik vond het heel stoer en cool. Als ze bijvoorbeeld een hit had met T-Spoon, mocht ze optreden bij Telekids. Voor een kind was dat het allergrootste. Dat was vergelijkbaar met de MTV Awards, maar dan elke week. Dan kwam je daar en was je bij Carlo en Irene. Ik was natuurlijk helemaal euforisch. Mijn moeder was een grote ster, dat vond ik ontzettend gaaf.

AB: Jij zat zelf rond je vijfde in een kinderkoor. Je zei daarover: “Dat was iets wat mijn brein nodig had.” Hoe werkt jouw brein?

ES: Ik merkte al snel dat ik een bepaalde muzikale intelligentie had. Ik vond het leuk om daarin gevoed te worden: in melodieën, in het onthouden van liedjes, in bezig zijn met repetities. Dat hele pakket vond ik fijn. Daarin kon ik echt mijn ei kwijt, en dat is nog steeds zo. Ik denk dat het vergelijkbaar is met een boekenwurm die steeds meer wil lezen. Dat had ik met muziek; ik wilde erdoor gevoed worden.

AB: Hoe meer muziek je hoorde, hoe meer je erin wilde.

ES: Precies. We vormden een groepje dat in de studio allerlei dingen moest inzingen, zoals reclamespotjes waarvoor kinderstemmen nodig waren: Prodent, Barbie-reclames, eigenlijk van alles. We maakten ook coverversies van bijvoorbeeld Kinderen voor Kinderen-liedjes. Als je nu in een Japans restaurant zit, hoor je soms een nummer van Adele, maar het is niet Adele zelf. Dat deden wij ook, maar dan voor dat genre. We kregen elke week nieuwe opdrachten, wat zorgde voor heel divers werk.

AB: Heel leerzaam ook, natuurlijk.

ES: Ja, heel leerzaam en leuk. We moesten verschillende stemmetjes gebruiken; het ene moment een stoer lied, het andere een ballad. Je leerde heel divers te werken, waardoor je eigenlijk niet zo bezig was met je eigen identiteit. Later realiseerde ik me dat dat misschien ook een dingetje was.

AB: Waarom? Was je dan meer met een rol bezig?

ES: Ja, je moest constant zorgen dat het voldeed aan de wensen van de producer of de opdrachtgever. Zij wilden iets specifieks, en jij moest dat leveren. Je wordt dus heel goed in het nabootsen van de doelen en dromen van een ander, in het passen in een hokje dat iemand anders voor je creëert. En dan had je werk. Het was heel leuk studiowerk, ik heb het jarenlang gedaan en vond het geweldig. Maar je bent niet bezig met het ontwikkelen van een eigen identiteit, wat een muzikant juist wel moet hebben.

AB: Jouw vader was afwezig in jouw jeugd. Wat is het verhaal rondom hem?

ES: Mijn vader was drugsverslaafd en kon daardoor niet voor zichzelf of voor het gezin zorgen. Mijn moeder had al snel door dat dat niet zou werken, dus ze zijn op jonge leeftijd uit elkaar gegaan. Toen bleek ook dat mijn vader hiv had, opgelopen door het spuiten van heroïne. Mijn moeder stond er dus alleen voor met een kind. Ze was pas negentien toen ze mij kreeg en wilde nog carrière maken.

AB: Inderdaad.

ES: Het was dus een soort ongelukje, want ze wilde helemaal geen kinderen; ze wilde zangeres worden. Dat was haar droom. Toen was er een kind, maar die droom was te aanwezig. Gelukkig was mijn oma een echte oma die mij elke dag naar school bracht. Ik was eigenlijk voortdurend bij haar. Daardoor kon mijn moeder haar carrière voortzetten. Het was voor mij wel een groot gemis dat ik geen vader had. Ik vond dat echt heel erg.

Mijn vader was een hele leuke, gezellige vent. Het is niet voor niets dat mijn moeder op hem viel. Maar iemand die verslaafd is… Ik kan me nu voorstellen dat als mijn man verslaafd en ziek zou zijn, dat heel moeilijk is. Het zijn andere tijden; ik zou hem denk ik meer steunen. Maar zij dacht waarschijnlijk: straks wordt Eva ook ziek, ik vind de hele situatie niet veilig genoeg.

AB: Als het echt onveilig wordt, is het een ander verhaal.

ES: Precies, en er was geen sprake van geweld, maar ik denk dat zij het gewoon niet fijn vond en het niet wilde.

AB: Wat was de impact op jou?

ES: Ik merkte dat na mijn vijfde, toen ik mijn vader niet meer zag, de wereld voor mij heel raar werd. Je moet als kind heel snel volwassen beslissingen nemen. Je mag je vader niet meer zien, terwijl hij wel leeft en er geen geweld is.

AB: Wist je op die jonge leeftijd wat er met hem aan de hand was?

ES: Nee.

AB: Dus voor jouw gevoel verdween hij gewoon.

ES: Ja, hij verdween en er werd niets duidelijks over gezegd. Ik denk dat men in die tijd een kind niet uitlegde wat verslaving is. Wat is dat voor een vier- of vijfjarige? Als ik nu naar mijn eigen kind kijk, zou ik het wel kunnen uitleggen. Toen mijn oma overleed, heb ik mijn dochter ook verteld: “Oma is overleden, dat betekent dat ze dood is.”

AB: Je dochtertje is drieënhalf.

ES: Drieënhalf, en ik vind dat gezond. Dan weet ze ook waarom ze niet meegaat naar de begrafenis, want dat vind ik lastig. Mensen gaan huilen, en zij gaat dan even naar de opvang. Dat vond ze overigens geen goed plan, ze wilde mee. Maar dan is er tenminste een reden. Ik weet dat mijn moeder van haar moeder, mijn oma, ook niet mocht zeuren. Als ze vragen of problemen hadden, zei mijn oma: “Hou op, niet zo zeuren.”

AB: Dat is de cultuur.

ES: Ik denk het. Gewoon ‘deal with it’ en ga verder met je leven. Hard.

AB: Aan de andere kant hebben kinderen zoveel door.

ES: Zeker.

AB: Dat weet je nu zelf als moeder ook. Ze voelen echt wel aan wat er speelt.

ES: Je moet ze niet voor de gek houden, dat vinden ze niet leuk. Ik merkte wel dat ik daardoor steeds meer mijn moeder probeerde te plezieren. Zij had in korte tijd al zoveel meegemaakt: een kind, een man die uit haar leven verdween. Ze werd er niet bitter van, maar wel harder. Daardoor was ik altijd op zoek naar het juiste moment om haar te entertainen, om een connectie te vinden. Ik ging ook steeds meer aandacht vragen, want er was iets weggevallen. Dat was een groot gemis.

AB: Kon ze die aandacht wel geven? Je zei net dat ze heel druk was met werk.

ES: Nee, dat kon ze niet. Ze was ook heel hard naar mij toe. Ze kon het gewoon niet, dus ik moest het zelf maar oplossen. Gelukkig was mijn oma er, die elke dag kookte en heel lief en zachtaardig was. Daardoor heb ik wel die liefde gekregen. Dat is mijn geluk geweest.

AB: En op een gegeven moment ga je naar het conservatorium.

ES: Ja.

AB: Je kiest dus bewust voor de muziek.

ES: Altijd. Dat was voor mij letterlijk de taal die ik sprak.

AB: Stel dat je architect had willen worden, had dat gemogen van jouw omgeving? Of werd er echt verwacht dat jij de muziek in zou gaan?

ES: Dat had zeker gemogen, maar ik weet niet of die kant van mij ontwikkeld was. Omdat ik aanleg voor muziek had, was het voor mijn moeder makkelijk om me te helpen als ik een vraag had over een koortje of als ik aan het zingen was. Dan kon ze zeggen: “Dat klinkt niet zo goed, je kunt het beter zo zingen.” Zij begreep dat. Daarin heb ik dus wel de hulpmiddelen gehad.

Na mijn vijfde kreeg mijn moeder een nieuwe vriend, mijn stiefvader, die ook muzikant was. Hij was ontzettend motiverend en stimuleerde me om een goede professional te worden. Ze namen mijn studie serieus, dus dat was fijn. Ik denk dat als ik architect had willen worden, ze zoiets hadden gehad van: zoek het lekker uit, wij weten er niets van. Ik weet niet of dat een succes was geworden. Het was dus een goede keuze.

AB: Ging jij met een bepaald doel het conservatorium in?

ES: Voor mij was het conservatorium een plek waar ik eindelijk mezelf kon zijn en waar mijn identiteit werd gewaardeerd. Op andere scholen werd ik altijd gepest omdat ik anders was.

AB: Oh ja?

ES: Ja, ik heb altijd al een beetje een andere smaak gehad, wat je nu ook aan mijn haar ziet. Ik vond andere dingen leuk qua haar- en kledingstijlen. Ik vond dat gewoon cool.

AB: Maar je durfde het ook.

ES: Ik hield er echt van, maar de meeste mensen doen dat niet.

AB: Nee, doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg.

ES: Precies, je kon beter een hippe meid zijn met een nieuwe Ralph Lauren-trui en een goede jeans. Een koeienprint-outfit met roze haar? Nee, doe het niet. Eerst dacht ik dat het een fase was, maar ik heb het altijd wel een beetje gehad. Ik zag het conservatorium als een soort Fame-school.

AB: Was dat het ook?

ES: Ik vond van wel. Ik zat op het conservatorium in Rotterdam, waar je ook de Havo voor Muziek en Dans had. Je zag dus dansers stretchen in de gangen, en overal waren bandjes en zangers. Het was een heel levendige omgeving, dat vond ik erg leuk.

AB: Ik zie jou nog staan op het podium bij je afstudeerconcert.

ES: Oh, mijn God.

AB: Ik vond het heel cool.

ES: Dat was zo intens.

AB: Je vond het intens?

ES: Ja, het was heel intens. Ik keek destijds erg naar Amerikaanse artiesten, en zij deden altijd een ‘costume change’ in hun shows.

Dus ik moest natuurlijk ook een ‘costume change’ doen. Maar ik had niet geoefend hoe lang het zou duren om een glitterjurk uit te trekken. Dat is best een ding. Het ging iets te langzaam en ik merkte dat ik er stress van kreeg. Ik was toen overgestapt naar het conservatorium in Amsterdam, omdat ik pop wilde studeren en dat in Rotterdam nog niet kon. In Amsterdam vonden ze dat echter niet zo boeiend; het ging hun vooral om de muziek. Ik was al volledig bezig met hoe het eruit moest zien.

AB: Je wilde een show maken.

ES: Ja, de show, het theatergedeelte, was voor mij heel belangrijk. Dat was dus niet zo’n succes.

AB: Ik vond dat dus echt… ik was een klein meisje dat opkeek naar een artiest omdat jij het durfde. Hoe oud was jij daar? Ik ben 35, jij bent…

ES: 41, dus we verschillen zes jaar. Ik studeerde af toen ik denk ik 21 of 22 was.

AB: Dan was ik 15. Ik vond het heel cool, want jij deed juist wat anderen niet durfden.

ES: Ja, en het was ook nog in Paradiso, wat natuurlijk heel tof is. Het was wel weer een moeilijke periode, want mijn moeder en stiefvader lagen na zeventien jaar in scheiding. Het was weer zo’n gekke tijd waarin je je niet op jezelf kon focussen. Je denkt: yes, ik ga afstuderen, maar er gebeurt weer van alles op emotioneel vlak.

AB: Enige tijd later doe jij mee aan Popstars: The Rivals.

ES: Dat klopt. Ik had net auditie gedaan en zat in mijn eindexamenjaar. Op school zeiden ze: “Waarom doe je mee aan zo’n programma?” Conservatoriummensen zijn creatief en doen dingen vanuit hun eigen kracht, die doen niet mee aan zoiets. Dat was echt niet cool.

AB: Waarom deed jij er wel aan mee?

ES: Ik weet nog dat ik mee wilde doen met Idols, maar dat durfde ik niet. Ik dacht: als je aan Idols meedoet, moet je echt de aller-, allerbeste zanger zijn, anders kom je niet eens in de top tien.

AB: Maar dat vond je niet van jezelf?

ES: Nee, ik kon de kansen niet inschatten. Ik kon geen berekening maken.

AB: Je moest van tevoren een beetje weten of je kans maakte.

ES: Ja, ik hou ervan om een beetje een berekening te kunnen maken. Ik vind het lastig om in het diepe te springen. Bij Popstars: The Rivals ging het om een bandje, en dat had ik in mijn jeugd al gedaan in dat koor. Ik moest al omgaan met verschillende karakters en meiden, dus ik dacht: dat kan ik wel. Ik kan mezelf in een groep wel een identiteit geven.

AB: Want wie was jij binnen die groep? Uiteindelijk werd jij gekozen als een van de vijf leden van Raffish.

ES: Ik was echt de Pocahontas, de tomboy. De coole meid. Dat vond ik ook van mezelf: ik ben de coole meid.

AB: Was dat ook echt iets wat je nastreefde?

ES: Ja, want ik was vroeger groot fan van de Spice Girls. Dan was ik ook altijd aan het zoeken: wie ben ik dan? Ben ik Ginger, Sporty of Scary Spice? Het is eigenlijk heel gek dat je je identiteit zoekt bij andere mensen. Maar nu kon ik het echt neerzetten: oké, het is Eva-tijd, hoe gaan we dit doen?

AB: In hoeverre werd daar nog voor jou bepaald wie welke rol zou krijgen?

ES: Qua identiteit werd gelukkig niet bepaald wie de lieve of de leuke moest zijn. Dat had ik echt niet getrokken. Wat wel werd bepaald, was wie wat zong. Het was zo dat Nora eigenlijk alles zong en wij alleen maar de achtergrondvocalen deden. Toen dacht ik wel: hold up, dit is iets te beperkt voor mij. Ik heb voeding nodig om te groeien. Ik voelde me alsof ik constant op de reservebank zat.

AB: En heb je daar iets van gezegd?

ES: Ik kwam er al snel achter hoe die wereld werkt. Ik ging nummers schrijven voor de groep, maar die werden niet gekozen omdat ze niet goed genoeg waren. Pas later leer je waarom mensen zo gretig hun positie beschermen. De producer, de A&R, de schrijvers; iedereen wil zijn plek behouden, want er is geld mee gemoeid. Nu ik zelf schrijver, producer en eigenaar van een label en uitgeverij ben, weet ik daar alles van. Maar toen was ik het allemaal aan het ontdekken.

AB: Je was een beetje naïef en vooral bezig met het creatieve.

ES: Ja, en ik vroeg me af waarom mensen niet wilden samenwerken. We doen het toch met z’n allen? Maar dat waren allemaal mannen van boven de veertig die al honderd jaar in het vak zaten. Die dachten: meisje, niet zo snel, terug naar je positie. En toen ben ik eruit gestapt.

AB: Dat heeft een jaar geduurd.

ES: Ja, na een jaar kon je je contract opzeggen, dus toen dacht ik: het is zover. Het ging al niet zo lekker tussen de meiden, want iedereen was jong en wilde een superster worden. Iedereen had het constant over een solocarrière. Nora was al bezig met het opnemen van solonummers. Toen dacht ik: jij gaat de groep sowieso verlaten. Ik was zelf al met mensen aan het schrijven en vond dat zo leuk. Ik kreeg die voldoening niet bij de groep. Ik besloot ermee verder te gaan en eruit te stappen. Jullie houden me te klein, en ik wil niet klein zijn.

AB: Was er een periode dat het wel leuk was?

ES: De optredens waren eigenlijk altijd wel leuk.

AB: Want je wordt ineens gelanceerd. Heel Nederland kent je.

ES: Ja, we stonden iedere week primetime op RTL 4. De magazines uit die tijd, zoals de Break Out en de Hitkrant, steunden die programma’s enorm. Elke week hadden we wel een cover, een interview of een fotoshoot met William Rutten. We zaten constant in die superster-modus. Dat was heel leuk, een soort kinderdroom die uitkwam.

AB: Het is ook heel raar dat dat van de een op de andere dag gebeurt en iedereen iets van je wil.

ES: Zeker. We hadden signeersessies bij de Free Record Shop en de MediaMarkt. Die sessies waren waanzinnig druk. Soms kwamen we met de bus niet weg omdat fans erop sloegen en achter ons aan renden. Dat vond ik wel heftig en eng.

Ik heb daar later wel een beetje straatvrees van gekregen. Het idee dat mensen je zomaar kunnen aanvallen.

AB: Is er wel eens iets gebeurd wat die vrees rechtvaardigde?

ES: Nee, gelukkig niet. Ik heb ook nooit stalkers voor de deur gehad. Ik woonde toen bij mijn moeder op de zesde verdieping, dus dat was lastig. Ik merkte wel dat haar nummer in het telefoonboek stond en dat er willekeurige mensen begonnen te bellen die wisten dat zij mijn moeder was. Dat vond ik ook heel eng. Je wereld wordt daardoor heel klein. Maar het was over het algemeen een heel leuke en gezellige tijd. De meiden waren ook gezellig, maar op een gegeven moment was ik eruit gegroeid. Ik kwam niet verder en moest mijn eigen ding gaan doen.

AB: Wat waren toen de eerste stappen? Wist je meteen wat je wilde zijn?

ES: Nee, want ik had die eigen identiteit nooit ontwikkeld. Ik had wel voorbeelden, zoals de Spice Girls. Ik voelde me een beetje een tomboy zoals Geri, of stoer zoals Scary. Maar omdat ik in mijn beroep altijd had moeten dienen, durfde ik bijna niet te zijn wie ik was toen het mijn beurt was. Ik wist het echt niet. Ik wist wel dat muziek mijn trigger is. Geef me een beat of een tekst, en het komt vanuit mijn hart. Dat is heel fijn.

AB: Dus je vertrouwde erop dat een solocarrière van de grond zou komen?

ES: Het was vooral de bevestiging van producers om me heen die zeiden: “Wow, dit is echt supervet.” Daardoor kreeg ik het zelfvertrouwen dat ze tof vonden wat ik deed. Ik ging vaker studiosessies doen met mensen met wie ik een klik had, en daar kwamen altijd hele goede liedjes uit. De liedjes waren er, maar wie was ik? Wat stond er op het podium? Een verlegen meisje dat anderen blij wilde maken? Of het meisje van dertien dat op school werd uitgelachen om haar outfit en dus niet populair was? Die laatste durfde ik niet te tonen. Dat vond ik moeilijk.

AB: Het zit er natuurlijk allemaal in.

ES: Ja, want in Raffish was ik het poppetje met lang haar, dat ik heel goed onderhield.

AB: Je had gewoon een sixpack. Hoe deed je dat?

ES: Ik had een vriendje dat personal trainer was. We trainden denk ik wel twee keer per dag: ’s ochtends een spinningles en ’s avonds krachttraining of cardio. En we aten alles, Haribo, echt niet normaal. Maar inderdaad, die sportieve levensstijl zorgt ervoor dat je veerkrachtig blijft en een goede verbranding hebt.

AB: En niet drinken.

ES: Goede tip. Ik dronk geen alcohol. Mijn ex dronk ook niet, dus het was geen onderdeel van ons leven. Hij was superfit. Dat was een lekker begin om fit aan mijn solocarrière te beginnen. Ik weet nog dat ik een paar coole nummers had gemaakt en bij het label zat. Ze vroegen: “Oké, maar wie is Eva Simons dan?” Ik dacht: ja, wie is Eva Simons? Ik was net in Tokio geweest en besefte dat ik ze moest overtuigen, want ze waren niet overtuigd van mijn look. Ik heb een moodboard gemaakt van alle toffe dingen die ik in Japan had gezien. Uiteindelijk kwam daar een mohawk als kapsel uit. Ik dacht: ik denk dat ik een mohawk ga doen. “Oh, we love it! It’s a great idea!”

Ik kreeg een kapper uit Berlijn die uit de punkscene kwam en het helemaal snapte. Hij heeft mijn mohawk gemaakt. Toen dacht ik: wow, dit is echt vet cool, maar ook heel eng. Ik had opeens een compleet andere look.

AB: Het triggerde wel de rebel in mij.

ES: Ja. Hoe je eruitziet, beïnvloedt hoe je je voelt. Daarvoor was ik het meisje met lang haar en een andere stijl. Nu had ik punkhaar, geschoren zijkanten, en ging ik meer leer en andere dingen kopen. Ik voelde me stouter, zo van: fuck it, ik doe wat ik wil. Dat gaf me veel attitude en zelfvertrouwen.

AB: Dus het geeft je ook veel.

ES: Ja, het gaf een boost.

AB: Maar was dat dan Eva Simons?

ES: Ik denk het. Het is zoals India Arie zong: ‘I am not my hair’. Maar ergens is je haar wel belangrijk voor hoe je je voelt. We gaan allemaal naar de kapper en voelen ons beter als ons haar goed zit. Als ik mijn haar omhoog steek, voel ik me meer van: yes, bitch, let’s get it done. Het is alsof je een innerlijke coach aanzet. Het is een soort kroon.

AB: Een statement. Wat zeg je er eigenlijk mee?

ES: Ik merk dat veel mensen het verwarrend of te heftig vinden. Dat is denk ik meer een projectie van hun eigen leven op mij. Waarom ben je niet zoals wij? Waarom kun je niet normaal doen? Terwijl als ik iemand in de stad zie met vet blauw haar of een supertof bloemenpak, denk ik alleen maar: yes, wat leuk, wat gezellig. Een beetje diversiteit. Ik hou van identiteit.

AB: Maar doet het je iets als mensen een vooroordeel hebben op basis van je uiterlijk?

ES: Ja, en ik merk vaak dat mensen snel zeggen: “Je bent irritant.” Niet tegen mij in mijn gezicht, dat durven ze niet. Dan denk ik: komt dat door mijn look? Dan vind je dus eigenlijk mijn uiterlijk irritant. Ik heb alleen maar het beste met mensen voor. Maar er ligt wel gelijk een vooroordeel bij het haar.

AB: Doet het jou iets?

ES: Ja, het doet me wat, want ik ben ook maar een mens. Ik heb wel eens geprobeerd mijn haarstijl aan te passen na veel negatieve reacties, vooral van Nederlanders op sociale media. Dan ging ik mezelf weer indammen, verstoppen. Maar daar voelde ik me ook niet fijn bij. Er is bij mij helaas geen middenweg.

AB: Helaas?

ES: Ja, helaas, want het is een fijn gevoel als mensen niet tegen je zijn. Het is rot als mensen altijd iets te zeggen hebben.

AB: Wat je zegt, je bent een mens. Het is stoer om te zeggen dat het je niets doet, maar als iedereen roept dat je er gek uitziet…

ES: Of te druk, te aanwezig. Het zijn allemaal oordelen. Waarom? Laten we het hebben over wat we gemeen hebben. Dat vind ik soms jammer en het maakt me ook wel eens bang. Ik ben vroeger veel gepest. Als ik nu een groep giechelende jonge meiden zie, ben ik soms bang dat ze iets lelijks zullen zeggen, omdat dat gewoon een vervelend gevoel geeft. Dan denk ik: moet ik mijn haar nu wel omhoog doen?

AB: Maar je bent dus zelf bezig met wat kinderen nu van jouw haar vinden.

ES: Het is het gevoel dat ik erdoor krijg. Terwijl ik me juist goed voel als ik mijn haar heb gedaan. Dat is zo’n irritant contrast.

AB: Want jij voelt je er goed over.

ES: Ja. Maar dat is denk ik het zelfvertrouwen dat ik niet echt in mezelf heb ontwikkeld. Dat krijg ik door mijn muziek, mijn talent, of doordat mijn man zegt dat ik er goed uitzie. De mensen die van je houden, zeggen leuke dingen. Maar het blijft een zoektocht.

AB: Misschien wel een levenslange zoektocht.

ES: Misschien wel. Ik denk dat het bij kinderen al begint, dus ik ben heel bewust bezig mijn kind veel zelfvertrouwen te geven, zodat ze de wereld aandurft. Een goed fundament. Als je dat niet hebt gekregen en al snel het gevoel had dat je er niet hoorde te zijn, dat je in de weg liep en eigenlijk niet geboren had moeten worden, geeft dat geen zelfvertrouwen. Ik moet accepteren dat daar bij mij een deukje zit, een wond die altijd een beetje kan gaan etteren.

AB: Een van jouw eerste hits was Take Over Control. Was dat jouw idee?

ES: Dat was mijn idee. Ik zat vast bij platenlabel EMI. Ik had net een deal getekend, maar ze wilden niets uitbrengen wat ik maakte. Ze hadden me vastgezet. Dat doen ze soms bij artiesten: ze tekenen je, beloven van alles, maar brengen niets uit. Het kost veel geld om een release te doen: radio, clips, promotie. Als ze er niet echt in geloven of als er een ander doel is, gebeurt er niets. Ik werd destijds erg geassocieerd met Rihanna, en haar carrière ging op dat moment, door de situatie met Chris Brown, even niet zo lekker. Ze bracht even geen muziek uit. En toen kwam ik daar. Het was niet de bedoeling dat ik het Rihanna-imperium in de war zou schoppen, dus hielden ze me stil.

AB: Terwijl ze ook hadden kunnen denken: kennelijk is er een enorme markt voor deze muziek.

ES: Ja, maar toen was het heel erg: je bent team dit of team dat. Nu is er, heb ik het idee, veel meer samenwerking. Ik wilde verder, maar kon niets uitbrengen. Ik was groot fan van dancemuziek. Ik hoorde een nummer in de club, een hele vette track, en dat bleek van Afrojack te zijn. Hij had al best veel volgers op Twitter, iets van 3000.

AB: Wauw.

ES: Ik dacht: dat kan ik wel bereiken. Ik vond dat hij cooler bezig was, want hij had veel platen uit. Ik stuurde hem een bericht: “Yo, ik vind je echt cool.” Hij antwoordde: “Dan gaan we toch een sessie doen.” Hij zag ook de potentie. David Guetta had net de deur geopend voor dance door met R&B-zangeres Kelly Rowland een plaat te maken. Dat was toen ongekend. Afrojack dacht ook: ik ga met vocalisten werken.

Wij hebben toen Take Over Control gemaakt. Alleen mijn label wilde het niet uitbrengen. Toen zei Nick (Afrojack): “Oké, dan wil ik je licenseren, je lenen. Ik heb een label, Spinnin’ Records.” Dat was toen nog een klein underground label. “Dan word jij een featuring en breng ik het uit.”

AB: En dat mocht wel van jouw platenmaatschappij?

ES: Ja, in de kleine lettertjes van mijn contract stond dat ze dat niet mochten tegenhouden. Ik moest kunnen blijven werken. Via die weg kon ik dus wel platen uitbrengen. Het werd een megahit. Het was een schande voor mijn label dat ze dat niet zelf hebben uitgebracht.

AB: Hebben ze daar ooit nog iets over gezegd?

ES: Nee, totaal niet. Ze waren beschaamd. Ik had daarna een goede reden om daar weg te gaan. Ik zei: “Kijk, ik wil wel, jullie willen niet. Laat me gaan.” Het werd een mega succes voor ons allebei. Het was onze eerste grote hit. Spinnin’ Records werd daardoor een magneet voor alle dj’s ter wereld en groeide uit tot het grootste dancelabel.

AB: Hoe de dingen kunnen lopen.

ES: Bizar, echt.

AB: En wat wilde je zeggen met dat nummer?

ES: Helemaal niets. Het nummer ging letterlijk over een ritje in de auto. Ik zong: “Let’s go take a ride in the car.” Hij had een hele snelle auto, en we gingen tijdens de studiosessie eten halen. “I want you to take over control,” want ik mocht niet rijden in dat ding.

AB: Dus er zat helemaal geen diepere laag achter.

ES: Nee, maar ik heb het nummer afgeschreven met een Engelse schrijver, Mike Hamilton. Hij heeft er een liefdesverhaal van gemaakt om er meer dynamiek in te brengen. Dat heeft geholpen, want daardoor werd het in Amerika een meezinger.

AB: En je had Silly Boy.

ES: Die had ik ook met Mike Hamilton en Tears gemaakt. Zij hadden een demo liggen, en ik heb meegeschreven. Dat nummer ging viraal. Toen dacht ik: wij werken echt goed samen, dit is een winnend team. Ik heb best lang met die jongens geschreven.

AB: En de megaklapper was natuurlijk met Will.i.am.

ES: Ja, This is Love.

AB: Hoe kwam dat tot stand?

ES: Dat kwam door Take Over Control. De hele R&B-scene in Amerika lag op zijn gat, want iedereen wilde dance maken. Hiphop werkte opeens niet meer op de radio. Will.i.am was al van het mixen en matchen en had al toffe dance-achtige platen gemaakt met David Guetta, zoals ‘I Got a Feeling’. Ik was op een Grammy-party en wilde heel graag met Will.i.am werken, maar hij is best gereserveerd. Ik zag David Guetta, die heel enthousiast is, en hij zei: “Eva, what’s up? Oh my God, you are here. You need to meet Will.i.am. You would be great together.” Hij trok Will.i.am erbij en zei: “This girl is great. She is from Take Over Control.” Will.i.am reageerde: “Is she the girl from Take Over Control?”

AB: Hij kende het nummer.

ES: Ja, want David Guetta werkte al met Afrojack samen en had hem gecoacht in zijn carrière. Will.i.am kende het liedje dus ook en zei: “Ik wil met haar een plaat maken.” De volgende dag werd ik gebeld: “Ik ben in de studio, wil je langskomen?” Natuurlijk. Toen hebben we This is Love geschreven.

AB: Zo kan dat gaan. Hadden jullie een gelijke visie?

ES: Nee. Hij was blijkbaar al een jaar bezig met het vinden van een refrein, maar niemand was goed genoeg, zelfs Alicia Keys niet. Ik ging ermee aan de slag, en de engineer zei: “Het heeft ons een jaar gekost om dit nummer af te maken, en nu is het eindelijk af.”

Toen voelde ik me wel heel cool. Daarna ging er een hele andere molen draaien. Als je met een superster werkt die promotie gaat doen, is dat andere koek.

AB: Hoe ziet dat eruit?

ES: Er worden hele andere budgetten opengetrokken. Dan sta je promotie te doen bij David Letterman, American Idol en alle grote ochtendshows in Amerika. Je gaat op tour door alle landen waar ze op nummer één willen komen. Het grappige was: ik zat bij hetzelfde label in Amerika als Will.i.am. Al zijn nummers kwamen in de top tien, maar dit nummer heeft niet eens in de top 100 gestaan in Amerika.

AB: Oh.

ES: Ze hebben het tegengehouden, zodat ik daar niet die ster zou worden.

AB: Waarom?

ES: Mijn label had ook Lady Gaga, en het ging supergoed met haar. Ze werkten ook nog steeds samen met het label van Rihanna. Ik heb later van andere A&R’s gehoord: “Jij moest echt niet doorbreken, dat was niet de bedoeling.” Ze hebben zelfs tegen Will.i.am gezegd dat ze niet wilden dat ik op die plaat stond. Mijn eigen label.

Will.i.am zei: “Ben je gek? Ik wil met haar dat nummer uitbrengen.”

AB: Zei hij niet tegen jou: “Wat is er aan de hand?”

ES: Nee, hij weet ook hoe het werkt in die industrie. Waarom denk je dat Fergie in de Black Eyed Peas kwam? Ze hadden eerst een zwarte zangeres, maar dat werkte niet. Toen zeiden ze: “Die moet eruit, we moeten succes hebben.” Ze zetten er een blond meisje in. Het waren al drie donkere mannen, en dat was destijds te donker voor de hitlijsten. Hij heeft ook zijn dingen meegemaakt.

AB: Redelijk bizar. Maar wel nummer één in het Verenigd Koninkrijk.

ES: Precies. Je bent wel een wereldster. Het was supervet. Toen zei hij: “We moeten een nieuwe Black Eyed Peas beginnen.” Mijn manager en ik wisten toen nog niet dat ze me tegenhielden. We waren op een missie om die grote ster te worden. Ik zei tegen Will: “Ik wil eerst kijken of ik mijn solocarrière kan grounden, en dan vind ik het heel tof om dit te doen.” Achteraf heb ik wel eens gedacht: wat zou er gebeurd zijn als ik het wel had gedaan?

AB: Waarom was je zo gefocust op je solocarrière?

ES: Als je in vijf jaar tijd meemaakt wat ik heb meegemaakt – met het label, Silly Boy, Afrojack, Will.i.am – en het elke keer net niet lukt, wordt de honger heel groot. Je denkt steeds: ik ben er bijna, nog even volhouden. Je krijgt elke keer de bevestiging dat wat je doet, werkt.

AB: Je hebt goud in handen.

ES: Ja, dus ik geloofde ook echt in mezelf. Dit moet gewoon lukken. Maar later kom je erachter in wat voor industrie je zit, die wordt gecontroleerd en waar grenzen en politieke belangen zijn. Het gaat niet per se om wie de beste is. Het publiek krijgt niet alles te horen.

Nu, met TikTok, weet ik niet hoe de politiek daarin werkt, maar ik heb het idee dat veel meer mensen een kans krijgen die anders nooit getekend zouden worden.

AB: Je kunt direct een band opbouwen met je publiek.

ES: Precies. Natuurlijk kan TikTok dingen tegenhouden, maar als mensen iets gaan liken en delen, kunnen artiesten daar heel veel mee bereiken.

AB: En ik begreep dat je op een gegeven moment klaar was met ‘featuring artist’ zijn.

ES: Ja, het begon uit noodzaak, omdat ik niets kon uitbrengen. Toen werd het een trend en wilde iedere dj een feature. Maar ik ben niet alleen een featuring artist.

AB: Het spreekt ook van zelfvertrouwen. Als Will.i.am met je wil samenwerken, heb je wel wat bereikt.

ES: Dat is supercool, en er had daarna veel meer moeten gebeuren. Maar mijn label, waar Will.i.am ook bij zat, bracht ook niets van mij uit. Ik had een follow-up single klaarliggen. Ik mocht het voorprogramma van Beyoncé doen. Pepsi zei: “Kom op, we moeten een single hebben, je bent hot.” Maar het label reageerde niet, zelfs niet op Pepsi. Ze wilden gewoon niet dat het lukte.

AB: En wanneer kon je daar weg?

ES: Pas een paar jaar later. Toen ik ‘Policeman’ had gemaakt in 2015, zei ik: “Dit moet uit.” Ik wilde het samen met Major Lazer uitbrengen, maar dat kon niet. Toen heeft mijn A&R, als een zegen, gezegd: “Ik ga je loslaten, want we gaan niets meer van je uitbrengen.” Ze hebben me gedropt, maar daardoor kon ik wel doorpakken en ‘Policeman’ uitbrengen, wat ook een wereldhit werd. Ik voelde me wel echt rot, want ik zat bij een groot Amerikaans label, mijn droom, maar er gebeurde niets. Toen was ik weer bij een Nederlands label. Wel een wereldhit, maar niet meer die promotie. En ik was uitgeput.

AB: Van het vechten?

ES: Ja, van al die jaren vechten.

AB: Want je kon niet eerder weg?

ES: Nee, dat kon niet. Dat ik weg kon, is echt uniek. Ik ken artiesten die jarenlang in een juridische strijd hebben gezeten. Dat ze me wilden droppen, was een zegen van boven. Anders had ik tien jaar geen muziek kunnen uitbrengen.

AB: En je was moe gestreden.

ES: Heel moe. En ik had nooit echt een goed team of een manager, wat ik bij andere artiesten wel zag. Daar ligt zoveel kracht. Je eigen manager spelen, je clips zelf regelen… ik was kapot van al het regelen en werd er geen leuk persoon van. Toen ben ik in aanraking gekomen met cocaïne. Ik dacht: ik heb gewoon geen energie meer.

AB: Gaf dat je tijdelijk energie?

ES: Het gaf me het zelfvertrouwen dat ik nog steeds ‘the shit’ was en moest volhouden. Maar mijn leven werd er niet beter of gezonder van. Het werd alleen maar erger.

AB: Hoe begint zoiets?

ES: Ik was net gescheiden en voelde me rot. Ik kwam iemand tegen op een project dat af moest. We zaten in een editing room en hij begon te snuiven. Ik dacht: dit is zo raar, maar dit project moet nu echt af.

AB: Keek je daarvan op?

ES: Ik had in al die jaren nog nooit iemand voor mijn neus zien snuiven. Ik ben denk ik best beschermd opgevoed.

Dus ik zag letterlijk iemand met zo’n pakje. Hij vroeg: “Wil je ook?” Ik was vooral bezig met de voortgang van het project, en hij wilde steeds stoppen. Ik dacht: nou ja, dan maar een beetje gezellig meedoen. “Oké, ik probeer het wel.” Opeens werd ik heel gezellig, vond ik hem weer tof, en we maakten het project af. Toen dacht ik: dit is geweldig, dit is wat ik nodig heb. Alles is rot, maar als ik dit neem, gaat het wel goed.

Maar dan ga je natuurlijk niet je eigen problemen opruimen. Het is alsof er een kloon van je wordt gemaakt door die drugs, die je eigenlijk niet bent. Je kunt het vergelijken met het eten van een chocoladereep: je voelt je even gelukkig, maar de dag erna heb je spijt. Je krijgt een paar uur euforie, en daarna ga je weer helemaal achteruit.

AB: Maar je dacht niet na die eerste keer: hier moet ik ver van blijven?

ES: Nee, want ik had onthouden hoe goed ik me voelde. Ik had mijn praatje klaar. Ik dacht: dit heb ik af en toe nodig. Ik vond het ook wel stoer, het paste bij mijn rebelse kant. Achteraf heb ik er grote spijt van gehad, maar toen dacht ik dat ik een uitvinding had gedaan.

AB: Want het bleef niet bij af en toe.

ES: Nee, en je woont in Amsterdam. Je leert mensen kennen die het ook doen, en dan wordt het normaal. Je hebt een dealer, en voor je het weet, heb je altijd een pakje in je tas.

AB: Je had altijd cocaïne bij je?

ES: Ja, altijd wel.

AB: En dan was je ergens mee bezig en dacht je: nu kan ik het wel even gebruiken?

ES: Ja, als ik merkte dat ik niet het zelfvertrouwen had dat ik nodig had. Ik voelde me nog steeds superrot dat mijn deal was misgelopen en mijn huwelijk was mislukt. Ik werd weer dikker, maar moest doorgaan, want ‘Policeman’ was ook een hit.

AB: Was er een omgeving die je in de gaten hield?

ES: Nee, ik had geen omgeving. Ik was heel erg alleen. Dat maakte het misschien lastiger. Pas toen ik mijn man leerde kennen en hij erachter kwam, want dat kon ik het eerste jaar goed verbergen, zei hij: “Dit is echt niet oké. We gaan je helpen, want dit gaat je dood worden, Eva.”

Toen dacht ik: ho eens even, dit is niet de afspraak, ga jij ook maar weg. Maar ik heb wel hulp gezocht, en dat heeft me echt geholpen.

AB: Hoe lang heeft die periode geduurd?

ES: Vier, vijf jaar.

AB: En je moeder of vrienden?

ES: Nee. Mijn moeder wist het op een gegeven moment wel, maar die hoopte dat ik er zelf uit zou komen. Ze snapte denk ik niet hoe het werkt. Met mijn vader heeft ze ook gewoon gezegd: nou, mazzel.

AB: Maar je wist toen wat er met je vader was gebeurd.

ES: Ja.

AB: Dacht je niet: de geschiedenis herhaalt zich?

ES: Mijn hele leven heb ik gedacht: harddrugs moet ik nooit doen, want ik ben verslavingsgevoelig. Ik heb vroeger veel gerookt, kan extreem eten, en ook drinken. Ik dacht: als ik dat ga doen, gaat het mis. En toen deed ik het toch. Dan voel je je een super loser. Maar omdat je merkt wat het je geeft, snap je ook wel weer waarom mijn vader het deed. Hij verloor zijn moeder op 16-jarige leeftijd en is toen verslaafd geraakt door onverwerkte emoties. Zijn vader was Johnny Meijer, die had het ook niet makkelijk. Als je die eenzaamheid en support niet hebt, ga je jezelf medicatie toedienen.

AB: Heeft het je iets gebracht?

ES: Nee, helemaal niks. Je wordt een schim van jezelf. De keuzes die je maakt en de gesprekken die je voert, zijn niet echt. Je leeft op een wolk.

AB: Waren er momenten dat je nuchter was?

ES: Ja, als ik na drie dagen dacht: ik moet echt bijkomen, anders ga ik dood. Dan was ik twee dagen helder, maar dan voelde ik weer die drang. Dat paard wilde rennen, en er was geen ruiter die zei: “Ho, even relax.” Dat wilde paard was te sterk.

AB: Je kon je twee dagen voornemen het niet meer te doen, maar de drang was te groot.

ES: Ja, omdat je je zo rot voelt en niet weet hoe je daarmee om moet gaan. Totdat ik in therapie ging. Dan leer je huilen en liefde voor jezelf te hebben. Het is nog steeds niet altijd makkelijk, maar ik kan nu wel meer nadenken: ho, wacht even, er gaat nu iets mis. Wat is er aan de hand? Wat gezonder.

AB: Een beetje liever voor jezelf zijn.

ES: Dat is een lastige. Ik heb ADHD, en mijn hoofd is altijd aan het toeren. Er is nooit echt tijd voor stilte.

AB: Terwijl je die stilte wel nodig hebt.

ES: Ja, die heb ik nodig. Ik probeer mijn thuissituatie heel rustig te houden. De omgeving moet rustig zijn, en mensen in mijn leven mogen geen chaotisch leven hebben.

AB: Dus het leven van een wereldster was eigenlijk helemaal niet goed voor jou.

ES: Nee, maar het was ook heel opwindend. Het is alsof je elke keer een doelpunt scoort. Maar om dat doelpunt te scoren, moet je je leven managen. Een voetballer kan ook niet elke avond in de club staan. Je hebt een bepaalde structuur nodig. Dat heb ik niet geleerd.

AB: En dat leer je in een afkickkliniek?

ES: Ja, en door coaching en hulp zoeken.

AB: Durfde je hulp te vragen?

ES: Nee, dat is heel vervelend. Het probleem met alcohol is dat iedereen drinkt en niemand zichzelf een alcoholist wil noemen. Wanneer ben je dat? Als je drie wijntjes drinkt, of twee flessen in een weekend? Mensen vinden het moeilijk als een vriendin zegt: “Ik denk dat ik te veel drink en drugs gebruik.” Dan moeten ze ook naar zichzelf kijken.

AB: Welke rol had de muziek in deze periode?

ES: Ik ben altijd ambitieus geweest. Zelfs in die periode had ik een hele studio laten bouwen, want ik moest door.

AB: Dat zat in je vezels, hoe slecht het ook ging.

ES: Ja. Daardoor trek je ook slechte mensen aan. Ik had sessies met de raarste mensen ooit en werd een soort gratis studio voor leunende types. Ik was wel elke dag in de studio, want dan had ik het gevoel dat ik mijn ding aan het doen was.

AB: Kwam er iets uit je vingers?

ES: Heel veel, maar ik bracht niets uit. Ik had geen label en wist niet hoe de business werkte. Het was een soort hobby. Toen kwam corona, en ging ik elke dag de studio in. Het voelde als een soort dagbesteding, waardoor ik het gevoel had dat ik succesvol was.

AB: Dat was belangrijk voor jou.

ES: Ja, dat je voelt dat waar je goed in bent, aan blijft staan. Maar je bent wel verslaafd en maakt er een zooitje van. Het is zonde.

AB: Heel gevaarlijk ook.

ES: Ja, een vicieuze cirkel. Je houdt jezelf voor de gek dat je goed bezig bent.

AB: Heb je die nummers wel eens teruggeluisterd?

ES: Ja, er zitten best goede nummers tussen. Als iemand zich niet lekker voelt, maakt hij vaak goede liedjes. Heartbreak is goed voor de muziek, maar niet voor jou als mens. Er zitten goede ideeën tussen, maar er zit geen vonk in. Die vonk komt van een alert brein. Het leven zit erin, niet de dood.

AB: Ga je er nog wat mee doen?

ES: Ja, ik ga er wel wat mee doen. Soms vind ik het lastig om een nummer uit een bepaalde tijd op te frissen. Dan voelt het beter om iets nieuws te maken. Maar het is ook een beetje als antiek; je moet het niet weggooien. Ik denk erover na welke ik de wereld in ga gooien.

AB: Vind je het ook spannend om te delen?

ES: Ja, ik vind alles heel spannend. Ik heb mezelf zoveel jaren verstopt en laten geloven dat het goed ging. Als je dat de wereld inbrengt, voelt het alsof mensen in je hart kunnen komen. Dat vind ik spannend.

AB: Mogen ze niet dichtbij komen?

ES: Nee, ik denk het niet. Ik vind media vaak onprettig. Dat mensen alles over je weten en erover gaan praten, terwijl jij hen niet kent. Dat vind ik intimiderend.

AB: En iets terughalen uit die tijd… wat voor gevoel geeft dat?

ES: Het geeft het gevoel dat ik wel om die Eva geef. Ik probeer haar niet nog meer pijn te doen door te denken: wat was je een loser. Ik probeer het te helen: jeetje, dat was echt een rotperiode, laten we kijken of we er nog iets moois uit kunnen halen.

AB: Als jij tegenover die Eva zou staan, wat zou je dan zien?

ES: Dan zie ik iemand die geen ouders heeft. Als je geen vader en moeder hebt, moet je het zelf maar uitzoeken. En als de hele wereld je ziet alsof je het helemaal voor elkaar hebt, is het heel moeilijk om breekbaar te zijn en te zeggen: “Het gaat echt niet goed.” Als een ouder uit liefde zou zeggen: “Eva, boek alsjeblieft twee maanden vakantie en neem rust,” dan gun je jezelf dat misschien. Ik gunde mezelf geen rust.

AB: Het is een heel contrasterend plaatje geweest: de buitenwereld die jou ziet als een wereldster, en jij van binnen met een jeugdtrauma, eenzaam.

ES: Ja, en je wilt niet uitgelachen worden. Je voelt je onbegrepen, want je bent toch Eva Simons? Niemand kan je helpen, denk je. Dus je probeert het zelf op te lossen, maar dat lukt niet. Elke dag geef je jezelf een peptalk, maar het werkt niet.

AB: Ik vind het bizar dat je dat vier, vijf jaar hebt volgehouden.

ES: Ja. Soms lag ik in bed met een bonkend hart en dacht ik: ik ga dood. En elke keer leefde ik weer. Wat een superhart. Maar het is niet de manier.

AB: Je kreeg hulp. Wanneer kon je zeggen: “Ik ben er weer”?

ES: Dat was voordat ik zwanger werd. Toen dacht ik: ik ben er weer. En toen werd ik zwanger, een hele andere vibe, want ik was nog nooit moeder geweest. Het was een rollercoaster van zelfheling naar moederschap.

AB: Wilde je altijd moeder worden?

ES: Nee, dat kwam omdat moederschap in mijn hoofd niet te combineren was met mijn werk. Ik had mijn moeder ook heel erg nodig toen ik jong was, dus mijn kind heeft mij ook nodig. Maar dat kan ik niet geven, want ik heb dit werk. Zonder dit werk verdien ik geen geld. Pas toen mijn man zei: “Maakt niet uit, ik word wel huisvader als jij wilt knallen. Ik support je,” gaf dat zoveel rust. Ik dacht: oké, het maakt niet uit wat ik doe, hij is er. Dat gaf me het vertrouwen dat ik het zou kunnen.

AB: En had je diep van binnen wel de wens voor een kindje?

ES: Nee, ik wilde niet eens een babyshower. Ik hoorde dat mijn moeder er stiekem een wilde organiseren. Ik dacht: hoezo? Ik heb niet zoveel vrienden, en opeens gaat iedereen van me houden en blij voor me zijn. Dat voelde nep. En dat mijn moeder het organiseerde, vond ik ook nep. Achteraf vind ik dat jammer. Dat soort momenten moet je jezelf gunnen.

AB: Waarom gun je het jezelf dan niet?

ES: Als je geen echte liefde hebt gekend… Ik merkte dat mijn moeder meer interesse in mij had als ik succes had. Liefde stond voor mij gelijk aan succes. Als mensen spontaan iets uit liefde doen, voelt dat als oplichting, achterdochtig.

AB: Je moet iets van mij of ze vinden me cool.

ES: Ja, wat moeten ze van me? Of ze kunnen het op Instagram zetten. Een soort hond die gebeten is en maar blijft grommen. Het is een patroon dat erin is gesleten. Mijn man heeft daar lang moeite mee gehad. Hij begreep niet waarom ik hem niet vertrouwde. Hij heeft een leuk gezin gehad, zijn ouders waren heel toegewijd. Voor hem is het moeilijk om te zien dat iemand beschadigd is.

AB: Kon je er met hem over praten?

ES: Tuurlijk, maar hij begreep het niet. Het is iets anders dan er voor iemand zijn en het ook begrijpen.

AB: Mensen hebben vaak een haat-liefdeverhouding met presteren onder druk. Als je prestatiedruk als een persoon zou zien, wat voor relatie zou je daarmee hebben?

ES: Dat is een soort Wall Street-gast die alleen maar roept: “Kom op, we moeten gaan, gaan, gaan.”

AB: Hoe reageer jij daarop?

ES: Ik ga er heel slecht op. Alle nummers die hits zijn geworden, heb ik met de grootste lol en ontspanning gemaakt. Ik heb door die wereld wel geleerd om heel snel te werken. Als ik een nummer snel moet afmaken, lukt dat wel. Maar ben ik er dan blij mee? Niet altijd. Dan voelt het alsof ik geleefd word. Dat hoort een beetje bij het vak, je moet tempo kunnen maken. Mijn jeugd heeft daarbij geholpen. In de studio maakten we vroeger lange dagen, van 9 uur ’s ochtends tot 7 uur ’s avonds. Kinderarbeid, maar we waren aan het knallen.

AB: En dan moet het er gewoon op staan.

ES: Ja, klaar. Het moet gewoon af zijn.

AB: Was er geen moment dat je dacht: ik wil dit niet?

ES: Nee, ik vond het logisch. Andere meiden die zeurden, hebben het ook niet gered.

AB: Dus je kunt er wel tegen, maar je vindt het niet fijn.

ES: Ik wil de controle hebben. Ik wil niet het gevoel hebben dat ik geleefd word, dat ik in die ratrace zit. Het is spannend, maar je wilt er ook even uit kunnen stappen.

AB: En druk op een podium?

ES: Dat is heel leuk. Maar het is het leukst als je, zoals grote artiesten, een tour doet waar je goed over hebt nagedacht. Ik heb altijd losse flodders gedaan: een festival hier, een voorprogramma daar. Elke keer een andere situatie, nooit iets wat je zelf hebt vormgegeven. Een theatertour, die je veertig keer doet, dat lijkt me fijn. Dat je even de tijd hebt om na te denken: wat ga ik maken? Daar zou ik meer balans in willen.

AB: Om in het thema te blijven, een snelle ronde. Moeder zijn of zangeres zijn?

ES: Dat kan niet. Dan moet ik moederschap kiezen, want ik kan mijn kind niet… Maar zonder muziek heeft ze ook geen leuke moeder. Het is de balans. Je bent een leukere moeder als je ook je uitlaatklep hebt.

AB: Pop of gospel?

ES: Dan kies ik toch voor pop. Ik vind gospel heel gaaf en luister steeds meer naar gelovige muziek. Ik geloof dat het de popmuziek mooi zou verbinden, maar als het helemaal in het hokje gospel zit, ben ik er te rebels voor.

AB: Grote hits met wereldsterren of eigen nummers die kleiner blijven?

ES: Grote hits met wereldsterren is gewoon heel erg leuk. Dat kleine probeer ik soms, maar dan voelt het alsof je je capaciteit niet benut.

AB: En je bent totaal verwend, natuurlijk.

ES: Totaal verwend, hè? Als je een mooie diamanten ring hebt gehad, wil je daarna geen touwtje om je arm.

AB: Externe bevestiging of totaal zelfvertrouwen?

ES: Totaal zelfvertrouwen. Dat is het prachtigste wat er is. Dat het niet uitmaakt wat iemand zegt, dat je denkt: boeien, ik vind het te gek.

AB: Clubs of theater?

ES: Ik denk toch theater. De club is een wereld waarin iedereen verdoofd is. Mensen gaan erheen om even niets te voelen. Ze staan er niet van: “Oh, wat een mooi liedje.”

AB: De roes van het podium of de rust van de studio?

ES: De roes van het podium. Daar kan ik een week lang high van zijn. De rust van de studio maakt me soms juist onzeker, omdat je dan te veel nadenkt: is het wel goed genoeg? Op het podium is het direct: iedereen blij? Yes, leuk.

AB: Controle houden of loslaten?

ES: Ik zou wel wat meer willen loslaten. Het lijkt me heerlijk als je een team hebt. Ik merk dat ik het steeds meer kan, mijn focus inzetten op waar ik goed in ben en niet alle touwtjes in handen proberen te houden.

AB: Hoe doe je dat als moeder? Drieënhalf jaar geleden werd Rosie Nova geboren.

ES: Zij is dol op slijm. Dan is het echt loslaten. Het wordt een grote bende, maar ze heeft de grootste lol. Daarna weet je: ik moet een uur poetsen. Dat vind ik lastig. Of als ze gevallen is, dat je niet overbezorgd reageert, maar snapt dat het erbij hoort. Maar nee, ik ben wel een berenmoeder. Ik kom krassen als je mijn kind wat aandoet.

AB: En wat voor moeder ben jij?

ES: Ik wil het allerbeste voor haar. Als ze wakker wordt, ben ik een lakei. “Hoi schatje, wil je warm melkje? Je bad staat klaar.” Ik word soms moe van mezelf. Waarom kan ik niet gewoon in mijn trainingspak naar een veld rijden en loslaten? Ik moet altijd een plan hebben, een heel programma. Het moet perfect zijn.

AB: Leert ze jou ook iets?

ES: Ze spiegelt enorm. Als ik chill ben, is zij chill. Dan denk ik: kon ik dit gevoel maar in een doosje stoppen. Als ik te veel aan het doen ben, wordt zij ook onrustig.

AB: Maar zij wil geen perfectie. Zij wil gewoon dat jij er bent en chill bent.

ES: Precies. Wat maakt haar die was nou uit? Mij wel. Ik vind het jammer dat ik mijn omgeving niet meer kan loslaten. Hoe mijn omgeving is, beïnvloedt hoe ik me voel. Als het niet is zoals ik het wil, kan ik me niet concentreren.

AB: Je hebt dit jaar meegedaan aan The Passion. De rol van het geloof is recent groter geworden voor jou. Hoe is dat gegaan?

ES: Toen ik Maria mocht spelen in The Passion, had ik veel vragen over de Bijbel, die ik niet goed kende. Ze adviseerden me een Alpha-cursus te volgen. Mijn man is christelijk opgevoed. Ik ben opgegroeid met het ‘Onze Vader’, maar had nooit echt een identiteit in geloof. God voelde als een straffende man. Tijdens de Alpha-cursus leerde ik over Jezus en het Nieuwe Testament. Aan het einde hadden we een weekend in een klooster. Daar was een vrouw die bleef doorvragen over mijn pijn. Op een gegeven moment begon ze in tongen te praten, en bij mij gebeurde er iets wat een soort uitdrijving leek.

AB: Oh.

ES: Heel eng. Ik moest kotsen en gillen. We legden onze pijn bij Jezus neer. Toen dat gebeurde, voelde ik me zo verlicht. Ik dacht: oh, maar in dat geval heb ik nog meer wat ik niet fijn vind. Hier. Dit is helemaal te gek. De Bijbel is een soort handleiding voor mensen. De interpretatie is soms ouderwets, maar hoe ik mijn geloof nu ervaar, is het heel echt en fijn.

AB: Hoe helpt het je nu in het dagelijks leven?

ES: Zodra ik ergens mee zit en het zelf niet kan oplossen, breng ik het naar God. Ik ga bidden. En dan gebeurt er wonderbaarlijk iets in mijn agenda waardoor ik rust krijg. Het is ook een soort manifestatie.

AB: Het lijkt me intens dat je in het proces van The Passion God vindt.

ES: Ja. En je praat er meer over met je man en zijn familie. Ik bleek toen ook zwanger te zijn. Dat vond ik heel bijzonder, maar ook eng. Ik dacht: dit is niet de timing, ik moet Maria spelen, maar Maria is niet zwanger. Ik was superblij, maar dacht: hoe ga ik dit verbergen? Toen ging het mis, net voor de liveshows. Dat was verschrikkelijk en heel eenzaam. Ik had het bijna niemand verteld.

AB: Wilde je het delen?

ES: Ik ging erover bidden. Waarom gebeurt dit? Moet ik ervaren hoe het is om een kind te verliezen omdat ik de moeder van Jezus speel? Maar door mijn geloof kon ik die pijn dragen. Ik heb nooit echt een vader gehad, en nu voelde het alsof God er als vader was. Dat was heel verlichtend. Daardoor begon ik erover te praten. Ik merkte dat veel vriendinnen ook een miskraam hadden gehad en het niet hadden besproken. Superraar.

AB: Ja, raar hè?

ES: Er ligt een groot taboe op. Ik heb het in een interview verteld, en dat heeft zijn eigen leven geleid. Dat vond ik niet erg. Het heeft veel vrouwen geholpen. Ik kreeg duizenden berichten van vrouwen en vaders die zeiden: “We hebben het er nu over.” Fijn, gooi het er maar uit.

AB: Hoe kijk je er nu op terug?

ES: Ik zie daar echt een moeder. Ik heb die rol helemaal omarmd. Het was de eerste keer dat ik echt acteerde, en ik kon zo in die moederschap en pijn zijn, en toch zingen. In het begin had ik er veel moeite mee. Als ik andere zwangere vrouwen zag, was dat moeilijk. En ook voor Rosie, die wist dat mama zwanger was. Toen was de baby weg. Dat was heel dramatisch. Ze is er nog steeds mee bezig. Dat vind ik soms lastig.

AB: Dan word jij er ook steeds mee geconfronteerd.

ES: Ja, en ik voel me verantwoordelijk om die droom voor haar waar te maken. Maar het is een geschenk, je weet het niet.

AB: We hadden het over gospel. Hoe gaat dat nu verder?

ES: Het is een zoektocht. Na The Passion was alles geloof. Ik wilde bijna een andere weg inslaan, maar dat voelt als vluchten van mezelf. Ik probeer nu iets te verzinnen: dit is wie je bent, omarm het en voeg het toe. Maak een saus. Niet steeds een nieuwe versie van Eva bedenken. Ik wil Eva blijven in wat ik doe. Groepen willen je al snel in een hokje stoppen, maar ik wil juist vrij zijn.

AB: Kijk je nog wel eens terug? Ik zag op je Instagram Will.i.am die This is Love zong, met jou groot op een scherm achter hem.

ES: Ja, ik ben daar niet. We hebben wel contact, en dan denk ik soms: Will, app me, dan kom ik. Maar hij is ook een mega ADHD’er, die na een optreden in Parijs direct terugvliegt naar Londen voor The Voice. Hij heeft geen tijd om over zoiets na te denken.

AB: Zonde.

ES: Ja. Het is zo leuk om met hem op te treden. Het is letterlijk één belletje en ik sta er. Ik vind het leuk dat hij het doet, want ik doe hetzelfde met hem. Maar samen is het het allerleukst. Ik geniet er wel van en probeer het te ownen: je hebt hier hard voor gestreden, wees er trots op.

AB: Is er nog iets dat jij de wereld zou willen vertellen?

ES: Ik heb altijd de droom gehad om mensen te helpen. Ik heb lesgegeven en heb nu een label. Ik weerhoud me er nog van om mensen te tekenen, omdat ik die commitment moet aangaan. Maar het is een droom die ik wil waarmaken: een paar mensen behoeden voor de slechtere stappen, die het in zich hebben om te doen wat ik heb gedaan, en misschien wel tien keer beter. Mensen die net niet worden gezien omdat ze een ‘weirdo’ zijn. Dat gaat gebeuren, maar wanneer weet ik niet.

AB: Laatste dingetje. De reünie van Raffish. Komt die er?

ES: Ja, die komt er zeker. We moeten wat juridische dingen uitzoeken. Alle lessen hebben me geleerd dat alles juridisch moet kloppen. We zijn er bijna en wisselen al demo’s uit.

AB: Het wordt serieus.

ES: Ja, ik wil ook nieuwe muziek uitbrengen bij de reünie. Het lijkt me gaaf om mensen te verrassen. We zijn er echt mee bezig en het gaat er zeker komen.

AB: Binnen hoeveel tijd?

ES: Ik ben optimistisch en denk dat het nog dit jaar zou kunnen. Zo niet, dan in het voorjaar van volgend jaar. Maar het zou fijn zijn om het dit jaar nog te doen. Even dat project, en dan is het klaar.

AB: Dankjewel.

ES: Graag gedaan.

AB: Het was gezellig.

ES: Superleuk.